Comparison ( duolingo ) Flashcards

1
Q
Hij is net zo oud als ik .
Hij is even groot als ik.
Zij is precies zo mooi als haar moeder.
Jij bent net zo groot als ik.
Zij is zo rood als een tomaat.
De bevolking van dit land is even groot als de bevolking van dat land.
Hij is precies zo snel als het paard.
Ik kan net zo goed zingen als zij.
Het boek is precies zo duur als het horloge.
Ze is niet zo oud als hij.
A

He is as old as me.
He is as big as me.
She is exactly as beautiful as her mother.
You are as big as me.
She is as red as a tomato.
This book is as interesting as that book.
The population of this country is as large as the population of that country.
He is just as fast as the horse.
I can sing as well as her.
The book is exactly as expensive as the watch.
She is not as old as him.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
Is Amerika groter dan Duitsland?
We kunnen niet langer wachten.
Het leven is hard, maar ik ben harder.
Mijn zus is kleiner dan jij.
Onze zeilboot is sneller dan hun boot.
Mijn mening is belangrijker dan jouw mening.
Niets is belangrijker dan liefde.
Frankrijk is groter dan Nederland.
Hij is niet langer dan ik.
Ik ben kleiner dan jij.
De aarde is kleiner dan de zon.
De auto van mijn oom is sneller dan mijn auto.
Deze muur is harder dan die muur.
Niemand in zijn klas is sneller dan hij.
Wie je bent is belangrijker dan wat je hebt.
Deze steen is harder dan die steen.
Mijn hond is een beetje groter dan jullie hond.
A
Is America larger than Germany?
We cannot wait any longer.
Life is hard, but I am harder.
My sister is smaller than you.
Our sailboat is faster than their boat.
My opinion is more important than your opinion.
Nothing is more important than love.
France is larger than the Netherlands.
He is not taller than me.
I am smaller than you.
The earth is smaller than the sun.
My uncle's car is faster than my car.
This wall is harder than that wall.
Nobody in his class is faster than him.
Who you are is more important than what you have.
This stone is harder than that stone.
My dog is a bit bigger than your dog.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
Zij is mijn oudere zus.
Onze winters worden zachter.
Mijn tas lijkt zwaarder.
Onze Oma is sterker dan wij.
Het leven is duurder geworden.
Ik word zwakker.
Ik ben jonger dan jij.
We worden iedere dag ouder.
Mijn hond is zachter.
Je bent zwakker dan een katje.
Dit is duurder dan dat.
A
She is my older sister.
Our winters are becoming milder.
My bag seems heavier.
Our grandma is stronger than us.
Life has become more expensive.
I am getting weaker.
I am younger than you.
We are getting older each day.
My dog is softer.
You are weaker than a kitten.
This is more expensive than that.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
Deze steen is het hardst.
Dit zwembad is het kleinst.
Hij is het snelst.
Dat is de langste roman.
De dood is de grootste vijand.
De tulp is het belangrijkste gewas.
Dat is zeker de kleinste boom.
Dat boek is het grootst.
Welke trein is het snelst ?
De Koning is de belangrijkste man in dit land.
Welke planeet is het hardst ?
Ik ben de langste van de klas.
A
This stone is the hardest.
This swimming pool is the smallest.
He is the fastest.
That is the longest novel.
Death is the greatest enemy.
The tulip is the most important crop.
That is definitely the smallest tree.
That book is the biggest.
Which train is the fastest?
The king is the most important man in this country.
Which planet is the hardest.
I am the tallest in the class.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
Mijn jongste zus is lerares, mijn oudste dokter.
Deze asteroïde is het zwaarst.
Welke hoed is de duurste?
Dan is het licht het zachtst.
Zij is de sterkste vrouw van de wereld.
Wat is het zwaarste dier ?
Welke bank is het zachtst ?
Ik ben de oudste van de drie.
Ik was de jongste zoon.
Wie is de sterkste man van Nederland ?
Hoeveel kost de duurste auto ?
Welke tas is het zwaarst?
Deze koe is het zachtst.
Zijn oudere zus is ouder dan mijn oudste broer.
Wat is het sterkste dier op aarde ?
A

My youngest sister is a teacher, my oldest a doctor.
This asteroid is the heaviest.
Which hat is the most expensive.
Then the light is the softest.
She is the world’s strongest woman.
What is the heaviest animal ?
Which couch is the softest?
I am the oldest of the three ?
I was the youngest son.
Who is the strongest man in the Netherlands?
How much does the most expensive car cost ?
Which bag is the heaviest ?
This cow is the softest.
His older sister is older than my oldest brother.
What is the strongest animal on earth?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
Wat drink je het liefst?
Zij draagt liever klompen.
Zij gebruiken het meeste brood.
Donderdag is beter.
Mijn paard is het allersnelst.
Boeken zijn mijn beste vrienden.
Ik drink het minst.
Ik houd het meest van dit boek.
Niemand heeft het minste idee van zijn kwaad.
Dit is wat ik het allerliefst elke dag doe.
Nederland is het allerbeste land.
Heb je een beter idee.
Zelfs het beste paard was langzaam.
Ik hoop er te zijn.
Hij praat het minst.
De meeste mensen denken dat ik interessant ben.
A
What do you like to drink the most ?
She prefers wearing clogs.
They use the most bread.
Thursday is better.
My horse is the fastest of all.
Books are my best friends.
I drink the least.
I like this book the most.
No one has the least idea of his evil.
This is what I like to do more than anything every day.
The Netherlands is the best country of all.
Do you have a better idea ?
Even the best horse was slow.
I hope to be there.
He talks the least.
Most people think I am interesting.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly