Indefinite Pro ( duolingo ) Flashcards

1
Q
Dat is genoeg, bedankt.
Men zegt dat niet.
Iedereen heeft water nodig.
Iemand kookt vis.
Het kind wil iets.
Iedereen draagt een hoed.
Is het genoeg?
De jongen zegt iets.
Iedereen Kent het meisje.
Ik heb genoeg.
Ik zie iemand.
Men spreekt geen Engels.
Vlees drinkt men niet.
Iedereen houdt van kaas.
Het paard eet niet genoeg.
Iedereen is belangrijk.
Wij koken iets.
De kinderen horen iemand.
A
That is enough, thank you.
One does not say that.
Everyone needs water.
Someone is cooking fish.
The child wants something.
Everyone wears a hat.
Is it enough?
The boy says something.
Everyone knows the girl.
I have enough.
I see someone.
One does not speak English.
One does not drink meat.
Everyone likes cheese.
The horse does not eat enough.
Everybody is important.
We are cooking something.
The children hear someone.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
Ze neemt wat soep.
De muizen zeggen niets.
Niemand wil eten.
Ik werk veel.
Je eet weinig aardbeien.
Ze zien veel lange mannen.
De weinige interessante boeken duur.
Zien jullie de vele kleine muizen?
Wij drinken weinig bier.
Ik heb weinig eten nodig.
Ik heb veel boeken.
Het meisje heeft weinig brood.
Dat is veel vlees.
A
She is taking some soup.
The mice are not saying anything.
Nobody wants food.
I work a lot.
You do not eat many strawberries.
They see many tall men.
The few interesting books are expensive.
Do you see the many small mice.
We do not drink much beer.
I do not need much food.
I have many books.
The girl does not have much bread.
That is a lot of meat.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
Ik neem alle boterhammen.
Hij houdt van alles en iedereen.
Sommige kranten zijn belangrijk.
Je hoort verscheidene vogels.
Ze hebben verschillende menu's.
Het konijn eet alle groente.
Hij leest verscheidene kranten.
Alles is goed.
Sommige dieren eten geen vlees.
Alles is gratis.
De meisjes hebben verscheidene boeken.
Ik houd van sommige katten.
Alle muizen zijn Klein.
Sommige appels zijn zuur.
A
I am taking all the sandwiches.
He loves everything and everybody.
Some newspapers are important.
You hear several birds.
They have various menus.
The rabbit eats all vegetables.
He reads several newspapers.
Everything is going well.
Some animals do not eat meat.
Everything is free.
The girls have several books.
I like some cats.
All mice are small.
Some apples are sour.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
Een paar schapen slapen.
Hoor je enkele koeien?
Elk boek van haar is goed.
Wij hebben enige katten.
Ieder pak is duur.
De banaan is ons enige eten.
Ik wil elke hoed.
Iedere jongen draagt een hoed.
Een enkel bord.
Spreekt hij enig Engels?
Geen enkel kind hoort het schaap.
Iedere schildpad is oud.
Elk hemd is schoon.
Het meisje heeft enkele kranten.
Iedere schoen is groot.
De meneer Kent iedere vrouw.
We zien enkele dieren.
Niet ieder dier heeft een staart.
De jongen kookt elke maaltijd.
Hij is de enige jongen.
Het is mijn enige jurk.
A
A few sheep are sleeping.
Do you hear a few cows.
Every books of hers is good.
We have a few cats.
Every suit is expensive.
The banana is our only food.
I want every hat.
Every boy wears a hat.
A single plate.
Does he speak any English?
Not a single child hear the sheep.
Every turtle is old.
Each shirt is clean.
The girl has some newspapers.
Every shoe is big.
The man knows every woman.
We see a few animals.
Not every animals has a tail.
The boy is cooking every meal.
He is the only boy.
It is my only dress.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly