7.5 Accountmanager, klantmanagement en CRM Flashcards

1
Q

accountmanagement

A

de filosofie en de set van instrumenten en technieken die dienen om de relatie met potentieel grote klanten te bewaken en door gerichte beïnvloeding te verbeteren en daarmee de omzet en wint te vergroten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

functies accountmanagement

A

􏰀 Gericht op lange termijn relatie
􏰀 Is ook verkoop in de zin van de klant begeleiden c.q. dat hij inspeelt op het communicatie-,
koop-, gebruik- en afdankgedrag.
􏰀 Projectmanagement bij complexe producten waarbij een team van specialisten een offerte
moeten samenstellen voor maatwerk van de klant.
􏰀 Matrixmanagement want hij draagt omzet- en winstverantwoordelijkheid van klanten.
􏰀 interne marketing
􏰀 ondernemerschap
􏰀 leerproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

niveaus accountmanagement

A
  • regionaal accountmanagement
  • nationaal accountmanagement
  • internationaal accountmanagement
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

klantmanagement

A

planmatige aanpak van activiteiten gericht op het zoeken. Selecteren, groeien en onderhouden van relaties tussen een organisatie en haar klanten, om efficiënt en effectief de klanten te bedienen. Het moet ervoor zorgen dat elke afnemer op korte en lange termijn een maximale bijdrage levert aan de omzet en de winstgevendheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

klantanalyse

A
Niet iedere klant is
een even grote afnemer. Een kleine
klant die dus maar weinig geld
oplevert kan wel veel tijd van je
accountmanager vragen. Per
klantengroep moet je inzicht
hebben in zijn wensen, de prestaties
van de onderneming richt de klant,
of hij tevreden is, in welke mate hij
vertrouwen in jouw organisatie
heeft en of hij klantentrouw is.
Hiervoor kan je gebruik maken van een klantenpiramide. Deze vorm ontstaat omdat er doorgaans meer klanten bestaan die het minst winst opleveren en een enkele die veel geld oplevert. A & B-klanten die zorgen voor het meeste winst en C- & D-klanten zorgen over het algemeen voor verlies. Het is dan zaak om de huidige klanten te selecteren, ontwikkelen, behouden en uitbouwen of zelf afstoten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

doel klantenmanagement

A

het behouden en uitbouwen van huidige interessante klanten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Door het bestuderen van klantenpiramides blijken de volgende interessante gegevens:

A

􏰀 20/80-regel: 20% van de klanten zorgt voor 80% van de omzet.
􏰀 Bestaande klanten genereren 90% van de omzet
􏰀 Een groot deel van het marketingbudget wordt besteed aan niet-klanten en slechts
een klein deel aan het behoud van bestaande klanten.
􏰀 Veel bedrijven weten niet in welke mate hun klanten tevreden of ontevreden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Drie methoden om potentiele klanten te selecteren en huidige te beoordelen:

A
  1. Account georiënteerde methode: de positie
    van de klant wordt in haar marktomgeving
    beoordeeld.
  2. Relatie georiënteerde methode: de huidige
    relatie met de klant wordt bestudeerd.
  3. Product- en dienst georiënteerde methode:
    er wordt gekeken naar de specifieke producten en diensten aspecten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

strategische klantengroep

A

klanten die min of

meer vergelijkbaar zijn, bijv. op basis van DMU

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

planning van activiteiten

A

welke doelstellingen komen voort uit de analyse? Vervolgens

worden activiteiten opgesteld om de doelen te behalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

elke klantgroep moet:

A

􏰀 Zijn eigen doelstelling hebben
􏰀 Een andere benadering krijgen om optimaal, effiecient en zo effectief mogelijk resultaat
te krijgen
􏰀 Een communicatiemix
􏰀 Rationele activiteiten moeten worden ontwikkeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

implementatie, evaluatie en feedback

A

hoe, wat, wie, waar en wanneer zijn van cruciaal belang bij implementatie. Het klantengedrag moet worden geregistreerd, waaronder het koopgedrag. Op gezette tijdstippen moet er vervolgens evaluatie komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

CRM

A

een ondernemingsbrede aanpak voor een totale representatie, verwerking en sturing van alle klantprocessen en –data gedurende de gehele levenscyclus van een klantenrelatie, om een-op- eenrelatie te realiseren. CRM houdt dus in dat elk contact met de klant wordt opgeslagen zodat ieder discipline in de organisatie op de hoogte is. Niet elke klant is namelijk het zeflde; er moet maatwerk worden geleverd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

retentiegraad

A

Als een organisatie de retentiegraad – het % klanten dat trouw is gebleven in een jaar – weet te verhogen, dan wordt de customer lifetime value aanzienlijk verhoogd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

customer lifetime value

A

de contant gemaakte cashflow van het klantenbestand gedurende de tijd dat de afnemers klant zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

aanbieder klantverhouding bestaat uit tweetal hoofdcomponenten

A
  • actieve koopgedrag

- relateigedrag

17
Q

actief koopgedrag

A

RFM ratio:

  • recency: wanneer?
  • frequency: hoe vaak?
  • monetary value: wat?
  • potentiele monetary value?
18
Q

customer relations assesment matrix

A
  • partners
  • economics
  • friends
  • dog
19
Q

partner

A

de klant beleeft zijn relatie met de organisatie als sterk. Het is gewenst zoveel mogelijk partners te hebben. De leverancier moet door een persoonlijke een-op-eenbenadering, erkenning en aandacht benaderd worden.

20
Q

economics

A

hij is klant vanwege de omvang van zijn organisatie. Is een prijskoper en gevoelig voor hard benefits: lage premies, pakket korting, financiële tips etc. Ze zijn economische shoppers: ze lopen weg als het elders goedkoper is. Hebben geen klantenbinding en lijken daar ook geen behoefte aan te hebben.

21
Q

vrienden

A

ze mogen de leverancier, maar kopen bij de concurrent. De klant wacht op een beter bod, en vinden de aanbueder te duur.

22
Q

dog

A

deze klant zou je afstand van moeten nemen. De kans is klein dat ze winstgevend worden.

23
Q

drie drivers van customer equity voor de klant

A
  1. Value equilty – waarden of behoeften invulling voor de klant.
  2. Brand equity – merkwaarde voor de klant.
  3. Relationship equilty – waarde van de relatie voor de klant.