3.4 Prognose en scenario Flashcards

1
Q

reverse innovation

A

producten die laag in prijs zijn, zoals eenvoudige tablets, auto’s, smartphones, maar voldoen aan de basisbehoeften.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

emerging countries

A

Hiermee worden financiële markten aangeduid van ontwikkelingslanden. Deze markten worden vaak gekarakteriseerd door de snelle maar ook onstabiele economische groei. Een belegging in een emerging market wordt vaak gezien als risicovol vanwege (potentiële) politieke problemen en economische instabiliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

prognose methoden

A
  • expertonderzoek
  • analogie
  • experiment
  • andere prognosemethoden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

expertonderzoek

A

hierbij wordt er gebruik gemaakt van de kennis, meningen en verwachtingen
van personen die een bepaalde expertise hebben van de te onderzoeken markt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

expertonderzoek verschillende mogelijkheden:

A
  • Eigen buitendienst en verkoper - raadplegen en vragen naar de te verwachten verkoop per product, dienst of klant in die komende periode.
  • Panel - samenstellen van trouwe klanten.
  • Pooling – hierbij leveren bedrijven uit een bepaalde branche hun afzetcijfers aan
    een secretariaat, dat de cijfers getotaliseerd rapporteert aan de individuele afnemers.
  • Delphi-methode –
    hierbij worden schriftelijke meningen verzameld van deskundigen over het te onderzoeken onderwerp.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

analogie

A

aan de hand van vergelijkbare producten schattingen maken van de toekomstige verkopen. Voordeel hiervan is dat er gegevens beschikbaar komen die er anders niet zouden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

experiment

A

causaal onderzoek, oorzaak-gevolgverband, waarbij door steeds een relevante variabele (oorzaak) te wijzigen, het effect op andere variabelen (gevolg) wordt gemeten. Bijvoorbeeld het veranderen van de prijs van een vliegticket om de invloed op de verkopen te meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

andere prognosemethode

A

Onderzoeken naar productacceptatie, koopintentie, penetratiegraad, aankoopgedrag, koopfrequentie etc. geven een goede indicatie hoeveel er van een bepaald product verkocht kan worden:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

tijdreeksanalyse

A

wordt gebruikt voor het voorspellen van de afzet van bepaalde producten - forecasting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

beperkingen van de tijdreeksanalyse

A
  • Er kan geen uitspraak gedaan worden over de laatste twee kwartalen, laat staan over de toekomst; de meest recente berekeningen betreffen dus een situatie die een half jaar oud is.
  • Er kan geen verklaring worden gegeven voor de gegevens. Hierdoor zijn mogelijke trendbreuken, plotselinge veranderingen in het afzetpatroon, niet te voorspellen.
  • Mogelijke recente verschillen in de afzet sterk gedempt in het afzetpatroon zichtbaar worden, immers, ook de afzet drie kwartalen eerder nog meegewogen.
  • De analyse werkt vooral bij een stabiele en regelmatige ontwikkeling.
  • In heftig fluctuerende omstandigheden is de methode niet geschikt. De methode moet altijd per
    land plaats vinden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

exponential smoothing

A

Met deze methode wordt een groter gewicht aan recente waarnemingen gegeven of aan een periode waaraan men om welke reden ook, een grotere waarde hecht. De weging wordt aangegeven met de smoothing constante. Deze wordt gevonden door trail and error of met computerprgramma’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

exponential smoothing formule

A

Pt + 1 = aWt + 0 + (1 – a)Wt – 1
Pt + 1 – prognose komende periode
Wt + 0 – werkelijke afzet recentste periode Wt – 1 – werkelijke afzet voorlaatste periode a – smoothing constante factor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

causale modellen

A

Leggen een verband tussen onafhankelijke variabelen (oorzaken) en afhankelijke variabelen (gevolgen). Een bekend verband tussen prijs (oorzaak) en afzet (gevolg) wordt weergegeven in de vraagcurve. Het verband is negatief  hoe lager de prijs, hoe hoger de afzet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

meervoudige regressieanalyse

A

er zijn meer factoren (oorzaken) die invloed hebben op de afzet (gevolg). Er moet een model worden opgesteld waarbij de formule een lineair verband laat zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

trend- impactanalyse

A

hierbij voorspel je bepaalde situaties op basis van vergelijkbare situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

scenario’s

A

consistente alternatieve inschattingen c.q. beschrijvingen van een toekomstbeeld, waarbij een organisatie ook uitwerkt hoe onder deze omstandigheden het beste kan worden gereageerd. Deze zijn belangrijk aangezien er in de meso-omgeving grote onzekerheden meespelen, bijv. de komst van nieuwe toetreders of samenwerkingsverbanden.
Toekomstscenario’s komen tot stand door middel van brainstormen en zijn geen concrete voorspellingen.

17
Q

omgevingsscenario

A

uit de macro omgeving

18
Q

doelscenario

A

een dialoog over effecten van bepaalde keuzes door het bedrijf zelf. Bijv. hoe reageert de concurrentie bij introductie van een nieuwe productlijn en hoe verloopt de penetratie.

19
Q

contingency plan

A

een alternatief plan, dat in werking treedt als het pessimistische scenario van toepassing is

20
Q

realistische scenario

A

Deze wordt geschreven voor het marketingplan. Als alles verloopt zoals
verwacht wordt deze ingezet.

21
Q

Bij scenarioanalyse moeten er altijd meerdere voorspellingsmethoden worden gecombineerd:

A

􏰀 Trendexploitaties – van interpolatie (verleden tot huidige periode) naar extrapolatie
(doortrekken naar de toekomst).
􏰀 Causale methoden – prijsverlaging of prijsverhoging en afzet, inkomensontwikkeling en afzet.
􏰀 Intentieonderzoek – bij potentiële afnemers naar nieuwe producten en prijzen.
􏰀 Brandswitchingonderzoek – bij afnemers van de belangrijkste merkaanbieders in de markt.
􏰀 Opinieonderzoek – onder deskundigen met verschillende kennis- en ervaringsgebieden.

22
Q

tunnelvisie

A

blindheid voor alternatieven, drang om oorzaak en gevolg (causaliteit) te zien, goedgelovigheid, toevalligheden niet willen zien en gebrek aan tijd en ervaring. Hierbij is er sprake van cognitieve beperkingen.

23
Q

Hierbij is er sprake van cognitieve beperkingen. Deze beperkingen kunnen zijn:

A

􏰀 Causaliteit - oorzaak-gevolgrelaties worden gelegd die niet altijd juist zijn. Bijv. economische groei leidt tot meer bestedingen en dus marktgroei of prijsverlaging leidt tot meer vraag. Als het consumentenvertrouwen laag is dan is er grote kans dat beide gevolgen uit blijven.
􏰀 Toeval – overal worden oorzaken en bedoelingen gezien zonder dte beseffen dat een bijzonder onverklaarbaar feit zich op toeval berust.
􏰀 Denken in te weinig alternatieven – zodra een marketeer twee oorzaken gevonden heeft bestaat de kans dat hij belangrijke andere aspecten over het hoofd ziet. Bijv. als er een forse
economische groei is en een inkomensstijging kunnen de factoren prijselasticiteit,
subsidiëringen en hypes op social media over het hoofd gezien worden.
􏰀 Eigen interpretatie van afnemergedrag – de praktijk wijst uit dat marketeers veel positiever
denken dan potentiele afnemers. De inschatting van gedrag wordt verkeerd gemaakt.

24
Q

zes regels voor een effectieve prognose

A

􏰀 Uncertainty – veel onzeker factoren in kaart brengen en hierbij de impact op de organisatie
zetten.
􏰀 Patroon van S-curve (PLC) – veranderingen beginnen langzaam en exploderen plotseling en vervolgens neemt de kracht af. Bijv. de crisis begon al in 2007, maar oktober 2008 was hij pas goed voelbaar.
􏰀 Denk aan ongebruikelijke factoren – bijv. subsidies van overheden op elektrische auto’s heeft voor een veel grotere afzet gezorgd.
􏰀 Vertrouw niet volledig op harde of vaststaande feiten, meningen of modellen – kijk ook naar zachte informatie en maak je gebruik van je intuitie.
􏰀 Bestudeer het verleden en zorg ervoor dat gelijke patronen niet voorkomen.
􏰀 Vertrouw niet volledig op voorspelling – kijk maar naar het de weersvoorspelling.

25
Q

rationele besluitvorming

A

wordt een keuze gemaakt uit twee of meer alternatieven om een probleem op te lossen, waarbij gebruik wordt gemaakt van een efficiënt en effectief, formeel beslissingsproces.