6.3 Analyse van niet-financiële prestaties Flashcards

1
Q

niet financiële prestaties

A

De niet-financiële prestaties geven op lange termijn vaak beter de werkelijke positie en de winstgevendheid van een organisatie aan dan de financiële posities. Niet-financiële prestaties zijn die bedrijfsmiddelen, vaardigheden en capaciteiten die de basis leggen voor de huidige en toekomstige organisatiestrategieën en voor de duurzame concurrentievoordelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Belangrijke niet-financiële prestaties zijn:

A

􏰀 Marktpositie: relatief marktaandeel en groei
􏰀 Kwaliteit van producten of diensten
􏰀 Afnemerstevredenheid en percentage herhalingsaankopen
􏰀 Merkproducten: imago, bekendheid, merktrouw en associaties
􏰀 Managementsuccessen
􏰀 R&D output: nieuwe producten en patenten
􏰀 Organisatie: waarden, cultuur, visie en missie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

competenties

A

ontwikkelbare vermogens van mensen om in voorkomende situaties op adequate, doelbewuste en gemotiveerde wijze proces- en resultaatgericht te handelen, dat wil zeggen passende procedures te kiezen en toe te passen om de juiste resultaten te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bekwaamheid

A

opgedane competenties kunnen uitgebouwd worden tot bekwaamheden. Dit is het vermogen om iets goed te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Als eenmaal het stadium bereikt is van bekwaamheden, dan kan de organisatie zich ontwikkelen op duurzame concurrentievoordelen.

A

site note

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

duurzaam concurrentievoordeel

A

een breed scala aan bekwaamheden op verschillende disciplines in een organisatie legt hier de basis voor. Een duurzaam concurrentievoordeel is onnavolgbaar voor concurrenten, de klanttevredenheid is veel hoger en dat legt de basis voor een hogere klantretentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

market sensing

A

een organisatie met duurzame concurrentievoordelen moet proactief informatie uit de markt halen. Deze informatie moet snel een efficiënt in de onderneming verspreid worden en aan de slag mee gaan, dit is sense making.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

G.S. Day spreekt van ‘capabilities voor een market-drivenorganisatie’ en onderscheidt drie groepen capabilities:

A
  1. Outside in capabilities – de bekwaamheden die extern gericht zijn en in de organisatie worden vertaald.
  2. Spanning capabilities – maken een verbinding tussen inside out capabilities en outside in capabilities.
  3. Inside out capabilities – bekwaamheden van de organisatie die de klant ten goede komen. De marktpositie van een organisatie is een van de belangrijkste factoren voor de bepaling van haar concurrentiekracht.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De marktpositie van een organisatie is een van de belangrijkste factoren voor de bepaling van haar concurrentiekracht. Wanneer men een bepaalde marktpositie verkregen heeft is handhaving van een zo hoog mogelijke toetredingsdrempel gewenst.

A
  1. Leidende positie: het relatief marktaandeel is duidelijk groter dan dat van de concurrenten.
  2. Belangrijke positie: de organisatie hoort bij de eerste drie nagenoeg even grote
    merken.
  3. Gemiddelde positie.
  4. Onbeduidende positie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De kwaliteit van een product/dienst kan met de volgende formule worden weergegeven:

A

Kwaliteit: opgedane (gepercipieerde) ervaring – verwachting van de afnemer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

servqual model

A

meet de kwaliteit aan de hand van het verschil tussen de ervaring en de verwachting van de dienst op basis van de volgende vijf SERVQUAL-dimensies:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vijf SERVQUAL-dimensies:

A
  1. De tastbare zaken van de dienst.
  2. De betrouwbaarheid en consistentie van de organisatie.
  3. De responsiviteit.
  4. De zorgzaamheid op basis van competentie, respect, vriendelijkheid,
    geloofwaardigheid en geborgenheid.
  5. De empathie op basis van begrip.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

kwaliteit van producten kan tot uiting komen in

A
􏰀 Levertijden
􏰀 Defecten en uitval
􏰀 Duurzaamheid
􏰀 Reparaties en serviceverlening
􏰀 Voldoen aan bepaalde specificaties
􏰀 Toegankelijk zijn voor en het oplossen van klachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

quailty gap

A

de afnemers zijn teleurgesteld wanneer de verwachting groter is dan de gepercipieerde erving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

NET promotor score

A

hiermee kan de klanttevredenheid worden gemeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

NET op basis van onderzoek kun je klanten als volgt indelen:

A

􏰀 Promoters (score 9-10) – trouwe liefhebbers die blijven kopen en aanbevelen aan anderen. Zij zorgen voor groei.
􏰀 Passives (score 7-8) - tevreden maar niet enthousiaste klanten, zijn gevoelig voor concurrerende aanbiedingen.
􏰀 Detractors (score 0-6) - ongelukkige klanten schaden het merk door negatieve mond-op- mondreclame.

17
Q

engagement

A

de wil, bereidheid en betrokkenheid van de bezoeker, prospect of consument om actie te ondernemen en daarmee een op korte termijn bepaalde click-trough rate, conversie en omzet te genereren, dat op lange termijn uitmondt in een hoge concurrentiepositie, klantretentie en klantwaarde voor de organisatie. Engagement is belangrijk voor klantwaarde creëren. Bij affiliatiemarketing maak je gebruik van een platform. Dit kan nuttig zijn voor het verhogen van de engagement.

18
Q

Gedurende een bepaalde periode kan de engagement per bezoeker worden gemeten door:

A

􏰀 Bezoekersgedrag: aantal bezoekers, unieke bezoeken en bezoekduur.
􏰀 Clickstreamacties: aantal kliks in een bepaalde tijd. CTR, conversie rates etc.
􏰀 Bepalen van verkoopgerelateerde KPI’s: aankoopgedrag, omzet, brutowinst en aantal
aankopen.

19
Q

Naarmate de bezoeker op bovengenoemde punten beter scoort wordt de customer engagement
score hoger. Ze kunnen online bezoekers ingedeeld worden naar belangrijkheid.

A

site note

20
Q

churn rate

A

percentage vertrokken websitebezoekers.

21
Q

Kwaliteitskloofanalyse / quality gap analysis

A

de gemeten kwaliteit komt niet overeen met de doelen die de organisatie stelt. De vragenlijst die aan de klanten zijn voorgelegd worden nu ook aan de medewerkers voorgelegd.

22
Q

vijf oorzaken voor een gap

A
  1. Managementperceptie VS. klantenverwachting: weet het management wat de klant wenst?
    Worden producten bedacht op basis van marktonderzoek? Is de organisatie klant
    georiënteerd?
  2. Managementperceptie VS. kwaliteitsnormen: de organisatie is marketing georiënteerd,
    maar worden er wel kwaliteitsnormen geformuleerd die achteraf geavaleerd kunnen
    worden?
  3. Kwaliteitsnormen VS. werkelijke kwaliteit: worden de doelen ook daadwerkelijk gemeten?
  4. Werkelijke kwaliteit VS. communicatie naar de klant: Maakt de organisatie waar wat zij
    communiceert? Geven we goede informatie over wachttijden, service en producten?
  5. Klantenverwachtingen VS. klantenperceptie: Als de verwachting niet overeenkomt met de
23
Q

dienstkenmerken zijn

A
  • ontastbaarheid
  • meeproduceren van de afnemer
  • heterogeniteit
  • vergankelijkheid
  • vaak onscheidbaar van persoon
  • gelijktijdigheid van productie en consumptie
  • dienstverlening door mensen
24
Q

merkproducten geven producten een gezicht

A

Een merk heeft de functie producten te identificeren en te differentiëren, dit heet merkidentiteit. Belangrijk daarbij is welke associaties worden opgeroepen. Vervolgens is het van belang om de merkwaarden / brand equity vast te stellen. Dit is de overeenkomst met de merkpositionering en het merkimago die de organisatie wenselijk acht voor de verschillende doelgroepen.

25
Q

merkwaarde kan beoordeeld worden op:

A

bekendheid, gepercipieerde prijs/kwaliteit, loyaliteit, associaties/imago en andere merkversterkende aspecten.

26
Q

R&D output, indicatie voor innovatie

A

Hier moet de vraag gesteld worden of de afdeling R&D wel voldoende toegerust is om op de veranderende wensen in te spelen en zo afnemers problemen adequaat op te lossen en met nieuwe producten daadwerkelijke voordelen in kosten en toegevoegde waarden te bieden?

27
Q

management succes berust pp HRM

A

Aan de management de taak om de hr dusdanig te organiseren dat de samenwerking tussen de verschillende afdelingen zo optimaal mogelijk functioneert in formele als informele zin.