14.3 Financiele kengetallen Flashcards

1
Q

kengetallen

A

verhoudingsgetallen die een bepaald aspect van een organisatie snel en gemakkelijk karakteriseren. Ze hebben vooral nut voor de beoordeling van een organisatie op een bepaald tijdstip.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

return on sales

A

bedrijfsresultaat / verkoopomzet x 100%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

rentabiliteitskengetallen

A

de verhouding tussen de opbrengst en het vermogen, waarmee de opbrengst wordt verdiend. Rentabiliteit is in feite de verhouding tussen de gemaakte winst en het geïnvesteerde vermogen van een onderneming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

drie rentabiliteitskengetallen

A
  • RTV
  • REV
  • RVV
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

RTV

A

totaalresultaat / (gemiddeld) totale vermogen x 100%
- Totaalresultaat: winst voor renten en belastingen
- Gemiddeld totale vermogen: totaal vermogen begin + eind van het jaar / 2􏰁als je alleen
het eind hebt dan neem je dit

Hoe hoger de RTV hoe beter. Een RTV van 15% en hoger is over het algemeen goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het is ook mogelijk om het te berekenen met de du pont-formule: economische winstmarge X omloopsnelheid van het vermogen

A
  • Economische winstmarge: totaalresultaat / totale omzet
  • Omloopsnelheid: totale omzet / (gem.) TV>dit wil zeggen dat het vermogen relatief
    efficiënt wordt gebruikt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Men kan een hoge rentabiliteit op het totale vermogen bereiken door twee dingen:

A
  1. Een lage omloopsnelheid van het totale vermogen, maar dan wel een hoge economische
    winstmarge (speciaalzaak)
  2. Een hoge omloopsnelheid, maar een lage economische winstmarge (supermarkt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

REV

A

is van belang voor verstrekkers van het eigen vermogen. Naarmate het ondernemingsrisico groter wordt moet ook de REV hoger zijn.
De REV voor belasting moet hoger zijn dan de rentabiliteit van het totaal vermogen, want dan wordt er geld verdiend op het geleende vreemde vermogen. Een REV van 20% en hoger is doorgaans goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

REV kent twee vormen:

A
  • REVnb (ná betaling van belasting op de winst): winst ná belasting / (gemiddeld) EV x 100%.
  • REVvb (vóór betaling van belasting op de winst): winst vóór belasting / (gemiddeld) EV x
    100%.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

RVV

A

Met de RVV wordt het gemiddelde rentepercentage berekend dat aan de verschaffers van vreemd vermogen wordt betaald berekend.
- REV = Rentesaldo / (gemiddeld) vreemd vermogen x 100%.

De RVV is in het algemeen lager dan de rente die betaald moet worden aan de bank. Oorzaak is dat de crediteuren en eventuele voorzieningen ook tot vreemd vermogen worden gerekend. Hoe lager de RVV hoe beter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

financieel hefboomeffect

A

De winst op het vreemd vermogen valt toe aan de verstrekkers van het eigen vermogen. Dit wordt het financieel hefboomeffect genoemd. Er is sprake van een financiële hefboomwerking wanneer de inkomsten van het bedrijf hoger liggen dan de kosten van de rente die over vreemd vermogen betaald moet worden.
REVvb = RTV + (RTV – RVV) x VV / EV

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hefboomfactor

A

vreemd vermogen / eigen vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

solvabaliteit

A

de mate waarin een organisatie kan voldoen aan haar schuldeisers. Het geeft aan in welke mate de activa zijn gefinancierd met eigen of met vreemd vermogen. Een organisatie is solvabel als op lange termijn de schulden kunnen worden voldaan:
Formule: eigen vermogen / totale vermogen x 100%
De norm is ten minste 33,3%. Voor kapitaalintensieve en conjunctuurgevoelige bedrijven moet dit percentage groter zijn, terwijl bij handelsbedrijven het lager kan liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

interest coverage

A

totaal resultaat / betaalde
rente.
solvabiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Aan een onevenwichtige, te hoge of te lage, solvabiliteit kleven aanzienlijke risico’s. De risico’s bij een te lage solvabiliteit zijn te verdelen in 3 groepen:

A
  1. Financiering risico’s – betalingsproblemen, bepekring van kredietfaciliteiten, hoge rentelasten en op lange termijn aantasting van de financiële buffer en mogelijk faillissement.
  2. Strategieproblemen – groei-, investering-, en acquisitie- mogelijkheden zijn beperkt.
  3. Identiteitsproblemen – aantasting van de reputatie en een grote afhankelijkheid van derden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Risico’s

bij een hoge solvabiliteit:

A
  1. Uitholling van de rentabiliteit op het eigen vermogen, omdat het financiële hefboomeffect onvoldoende wordt benut.
  2. Verstard en zwak ondernemingsbeleid, wat een negatief gevolg heeft op de winstmarges.
17
Q

Organisaties berekenen liquiditeit om erachter te komen of ze voldoende geld in kas en op hun bankrekening(en) hebben om hun schulden op korte termijn (een jaar) te kunnen betalen. Een onderneming is liquide wanneer ze in staat is om alle lopende betalingsverplichtingen te kunnen voldoen, zoals openstaande rekeningen, belastingen en rente over kortlopende leningen.

A

site note

18
Q

current ratio

A

vlottende activa / vlottende passiva . Dit kengetal moet ten minste 1,5 zijn.

19
Q

quick ratio

A

vlottende activa – voorraden / vlottende passiva.

20
Q

werkkapitaal

A

wordt gevormd door het verschil tussen de vlottende activa en de vlottende passiva. Het kan worden berekend als: totaal lang vermogen – totaal vaste activa.

21
Q

working capital ratio

A

werkkapitaal / vlottende passiva

22
Q

gouden balansregel

A

vaste activa / lang vreemd vermogen + eigen vermogen x 100%.

23
Q

Een te hoge liquiditeit is nadelig voor de RTV omdat er dan te veel vermogen is opgesloten in de vlottende activa. Dit vermogen kan niet voor andere doeleinden worden gebruikt omdat en het verhoogt de rentekosten.

A

site note

24
Q

De liquiditeit wordt mede bepaald door de kwaliteit van de vlottende activa. De voorraden die prijsgevoelig en kwaliteitsgevoelig zijn moeten zo klein mogelijk worden gehouden.
De looptijd van de voorraden stelt het aantal dagen voor dat gemiddeld verloopt tussen de levering van het eindproduct en het gebruik of de verkoop daarvan.

A

Formule: (gemiddelde saldo voorraden / inkoop- of kostprijswaarde omzet) x 365 dagen.

De gemiddelde voorraad, uitgedrukt in kostprijs- of inkoopwarde, in een bepaald jaar is: (waarde
voorraad per 1 januari + waarde per 31 december) / 2.

25
Q

Een debiteurenbeheer – duidelijke leveringsvoorwaarden. De looptijd debiteuren geeft aan na gemiddeld hoeveel dagen de afnemers betalen:

A

Formule - gemiddelde saldo debiteuren / jaaromzet x 365 dagen.

26
Q

De gemiddelde debiteuren uitgedrukt in omzetwaarde in een bepaald jaar is:

A

Formule - (waarde debiteuren per 1 januari + waarde per 31 december) / 2.

27
Q

Met de looptijd van handelscrediteuren wordt de gemiddelde tijd in aantal dagen weergegeven, die de organisatie neemt om de rekening van haar leveranciers te betalen:

A

Formule: Gemiddelde saldo crediteuren / inkopen in het jaar x 365 dagen.

28
Q

Ondernemen op de internationale markt brengt een aantal risico’s mee die men niet kent op de nationale markt:

A
  • Productaansprakelijkheid: bijv. schadeclaims in de VS zijn veel hoger dan in NL.
  • Valutarisico’s: koersen kunnen stijgen en dalen en dus kan er minder geld worden verdiend
    dan gedacht. Tegengaan: factureren in eigen valuta of de datum waarop gefactureerd is de
    valuta vaststellen.
  • Afnemersrisico’s: een klant weigert het product af te nemen bij levering. Dit kan men tegen
    gaan door een deel vooraf te laten betalen.
  • Debiteurenrisico’s: kredietinformatie in het buitenland is niet altijd betrouwbaar. Kan je
    klant het uiteindelijk wel betalen?
  • Banken risicio’s: veel banken staan niet onder dusdanig strenge controles als in EU.
  • Politieke risico’s: instabiele politiek