1.1 t/m 1.3 Flashcards

1
Q

Internet is een geïntegreerd onderdeel van de marketingoperatie: alle marketingbeheerders houden zich bezig met zowel traditionele als online communicatie. Het maakt marketing efficiënter.

A
  • Het is mogelijk om grote hoeveelheden informatie met potentiële klanten uit te wisselen tegen geringe kosten.
  • Het marketingbudget kan doelgerichter worden ingezet doordat de effecten van marketingcommunicatie goed meetbaar is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Individuele propositie

A

een aanbod op maat met behulp van het opslaan van individuele data van klanten via internet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

marketing

A

Is een functie binnen organisaties en een verzameling van processen voor het creëren, communiceren en leveren van waarde voor klanten en voor het beheersen van de klantrelatie op manieren die gunstig zijn voor de organisatie en haar stakeholders. Alle activiteiten verricht door ruilsubjecten, die erop gericht zijn om ruiltransacties te bevorderen, te vergemakkelijken en te bespoedigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Operationele planning/ tactische planning

A

planning op korte termijn, de planningshorizon is beperkt en gaat meestal om één jaar. Hierbij gaat het om gedetailleerde informatie, meestal uit eigen bedrijf zoals een marketingplan, productieplan en inkoopplan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

strategische planning

A

planning op langere termijn, 3 jaar en langer. Hierbij gaat het om globale informatie, meestal uit externe bronnen.
Het langetermijnplan omschrijft voor een langere periode de primaire doelstellingen en de markten waarop deze doelstellingen moeten worden gerealiseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voordelen strategische planning

A

• Er kan tijdig proactief gereageerd worden op gewijzigde omgevingsfactoren als bedrijfsovername, nieuwe technologieën en de digitale revolutie.
• Het zorgt voor een beter overzicht, een betere coördinatie en controle van de
verschillende activiteiten binnen een bedrijf, waardoor de markt beter kan worden bewerkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vier planningsniveaus

A
  1. Ondernemingsniveau omvat de gehele organisatie: het assortiment dat door
    een onderneming op verschillende markten wordt aangeboden.
  2. SBU-niveau een productgroep die actief is op één markt of enkele sterk verwante
    markten.
  3. Marketingniveau is het niveau van concrete producten, diensten of
    productgroepen die op een bepaalde markt wordt aangeboden onder een
    merknaam.
  4. Instrumentenniveau is het laagste niveau. Het betreft het niveau van de
    marketinginstrumenten of de marketingmix voor de afzonderlijke producten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

stappen marketingplanningsproces

A
  1. Formuleren van vertrekpunten voor de onderneming (visie, doelstellingen, markt).
  2. Analyseren van de markt en de positie van de onderneming  situatieanalyse.
  3. Het bepalen van een aangepaste strategie aan de hand van marketingmodellen.
  4. Het uitwerken van de nieuwe organisatiestrategie in een marketingstrategie en
    operationeel marketingplan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

visie

A

een organisatie moet een toekomstbeeld voor ogen hebben, wat zij willen bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

visie bestaat uit drie key components

A
  1. Fundamentele bestaansrechten waarom een organisatie bestaat, het
    toekomstperspectief en de te spelen rol. Waarom doen we het?
  2. De organisatiecultuur. De ‘hoe’: hoe doen we het en hoe kunnen we ons
    onderscheiden.
  3. De missie: dust het ‘wat’: wat doen we?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

missie

A

Datgene dat de organisatie naar buiten wil uitdragen. Het geeft aan waarvoor de mensen uit de organisatie staan, wat hun identiteit en waarden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ashridge missiemodel

A
  1. Doel: bestaansrecht van de organisatie, hoe wordt het doel bereikt?
  2. (Organisatie)waarden: waarden en normen van de organisatie en de medewerkers.
  3. Strategie: onderscheidend vermogen t.o.v. concurrentie.
  4. Gedrag: omgang met belanghebbende om de punten te realiseren. Gedragsnormen vormen de leidraar voor het dagelijks werk.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waar zijn visie en missie op gericht?

A

lange termijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Eisen doelstellingen: SPURT

A
  • Specifiek
  • Pretentieus (uitdagend)
  • Uitgekiend
  • Realistisch
  • Tijdsaanduiding.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

SBU niveau

A
  1. Heeft een eigen strategisch profiel, met daarin een missie, strategie en
    doelstellingen. Heeft een eigen doelgroep en concurrenten.2. Het is een relatief zelfstandige organisatie-eenheid, dat de beschikking heeft over eigen middelen.
  2. Draagt winstverantwoordelijkheid af en beschikt over budget.
  3. Een SBU bestaat vaak uit diverse product/markt/technologiecombinaties (PMTC’s) en
    heeft zo zijn eigen specifieke concurrenten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

divisie

A

verzameling van verwante SBU’s

17
Q

PMC niveau

A

Een product-marktcombinatie (PMC) omvat en benaderd meestal één homogene (deel)markt met behulp van een apart marketingprogramma. We spreken hier van marketingplanning met daarin informatie over doelgroep, doelstelling en marketingmix. Bij kleinere bedrijven is het businessplan gelijk aan het marketingplan. Uit het marketingplan worden bijvoorbeeld het productie-, verkoop-, account- en communicatieplan afgeleid.

18
Q

Eisen missie

A
  • Creëren van een imago naar buiten
  • Geeft aan welke activiteiten we ondernemen en in welke markt we werken
  • Motiverend en inspirerend
19
Q

Eisen doelstellingen: SMART

A
  • Specifiek
  • Meetbaar
  • Acceptabel
  • Realistisch
  • Tijdsgebonden
20
Q

verschillende niveaus waarbinnen de organisatie doelstellingen vaststellen:

A

• Ondernemingsdoelstellingen.
• SBU-doelstellingen worden geformuleerd in termen van: omzet, winst of
rendement en andere van de ondernemingsdoelstellingen afgeleide doelstellingen.
• Marketingdoelstellingen worden vastgesteld in termen als: marktaandeel, omzet,
afzet, winst, brutowinst, cumulatieve penetratie, distributiepositie.
• Instrumentendoelstellingen.

21
Q

SBU doelstellingen

A

Door de gekozen ondernemingsdoelstellingen liggen voor een deel de SBU- doelstellingen al vast. Ze worden geformuleerd in termen van:
􏰀 Omzet
􏰀 Winst of rendement
􏰀 Andere van de ondernemingsdoelstellingen afgeleide doelen.

22
Q

SBU strategie

A
De gewenste positie van de SBU wordt bepaald aan de hand van een portfolioanalyse. Deze posities worden bereikt door de volgende punten:
􏰀 Groeien
􏰀 Handhaven 
􏰀 Oogsten
􏰀 Afbouwen
 􏰀 Starten
23
Q

Marketingdoelstellingen worden vastgesteld in termen van

A
􏰀 Marktaandeel
􏰀 Omzet / afzet
􏰀 Winst / brutowinst
􏰀 Cumulatieve penetratie
􏰀 Distributiepositie
24
Q

marketingstrategie

A

de juiste segmentatie van markten en afnemersdoelgroepen en positioneringen van de producten moet worden gekozen. Dit wordt gedaan op basis van STP
Segmentering,
Targeting (doelgroep) en Positionering.

25
Q

wat is het uitgangspunt van strategische marketingplanning?

A

de bepaling van de business definition

26
Q

marketing myopia

A

marketingbijziendheid, waardoor de toekomstige ontwikkelingen of mogelijkheden over het hoofd worden gezien

27
Q

marketing driven

A

klantgeoriënteerd zijn met een sterkte visie

28
Q

myopie of bijziendheid

A

persoon kan voorwerpen van ver weg niet scherp zien, maar wel nabijgelegen voorwerpen

29
Q

business definition

A

De gehele markt waarin een onderneming opereert.

30
Q

business scope

A

het deel van de gehele markt waarop een onderneming daadwerkelijk opereert. Via de business scope kan inzicht worden verkregen in de marktpositie van de onderneming in de markt en in alternatieve ontwikkelingsrichtingen.

31
Q

Abell model markt:

A

afnemersgroepen die verschillende behoeften hebben die voor de verschillende afnemersgroepen weer anders kunnen zijn en die behoeften kunnen op verschillende manieren (technologieën) vervuld worden.

32
Q

Abell model/ business definiotn model/ PMT model dimensies:

A
  1. Probleemoplossende functie (P): Wat wil de afnemer, wat is de behoefte waarin wordt voorzien? (=wat)
  2. Marktdimensie / marktgroepen (M) Welke marktgroepen/marktsegmenten bestaan er? Hier staat dus de markten of segmenten die men bedient en die men (nog) niet bedient. (=wie)
  3. Technologiedimensie / producten en diensten (T) Hoe of op welke wijze wordt in de behoeften voorzien? Hier moet niet letterlijk gedacht worden aan technologie, maar meer naar alternatieve producten die ook in de behoefte voorzien. (=hoe)
33
Q

voordelen abell model

A

􏰀 Het heeft een krachtige communicatieve werking: het is duidelijk waar de onderneming voor staat (business scope) binnen alle mogelijkheden in de afgebakende markt (business definition).
􏰀 Je ziet de potentiele groeimogelijkheden van de onderneming.
􏰀 Er is inzicht in de marktpositie van de onderneming.

34
Q

segmentatie

A

de markt opdelen i van elkaar verschillende marktdoelgroepen

35
Q

Je kan hierop de groeistrategieën van Ansoff toepassen:

A

􏰀 Marktontwikkeling (uitbreiding van M-as)
􏰀 Technologieontwikkeling (uitbreiding van T-as)
􏰀 Marktpenetratie (uitbreiding van P-as)
􏰀 Diversificatie (uitbreiding van M-as en T-as)

36
Q

Nadelen model Abell

A

􏰀 Bij de constructie dient steeds voorop te staan dat inzicht verkregen moet worden in de externe omgeving. Het moet daadwerkelijk leiden tot een strategisch inzicht.
􏰀 Per fase in de bedrijfskolom moet een aparte business definition worden gemaakt, omdat de afnemers, behoeften en technologieën vaak zeer verschillend zijn.
􏰀 Het is een statisch model.
􏰀 In combinatie met een analyse van concurrenten of met een portfolioanalyse neemt de
waarde van het model enorm toe.
􏰀 Er wordt niet nauwkeurig aangegeven wat er wordt verstaan onder de P-as, M-as en T-as.