14.1 Analyse van de financiele situatie Flashcards

1
Q

jaarrekening

A

een jaarlijks overzicht van de financiële situatie van een bedrijf. Deze bestaat uit:

  • Balans
  • Resultatenrekening
  • Toelichting op de balans
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

indeling organisatiedoelstellingen op basis van economische aspecten:

A
  • Profitability objectives – zoals nettowinst al dan niet voor belastingen, rendement op investeringen (ROI), cashflow en return on sales (ROS).
  • Internal-efficiency objectives – zoals omloopsnelheid en looptijd van voorraden en
    distributeurs, omloopsnelheid van het bedrijfsvermogen en solvabiliteit.
  • Flexibility objectives – liquiditeit.
  • Competitve-strength objectives – zoals de winstmarge, de winst per werknemer en het marktaandeel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Niet alleen spelen financiële specifieke cijfers een rol bij de beoordeling van een organisatie, ook moeten de bedrijfstakken waarin de organisatie opereert worden beoordeeld. Hier wordt gekeken naar:

A
  • De gemiddelde groei van de omzet en de cashflow in de laatste acht jaar.
  • De groei van de omzet in het huidige jaar.
  • De spreiding in omzetgroei.
  • Gemiddelde faillissementspercentage over de laatste acht jaar.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De balans en de resultatenrekening vormen de belangrijkste onderdelen van de jaarrekening. De resultatenrekening betreft de grootte van het resultaat in het verslagjaar. Hierbij moeten de cijfers van het vorige verslagjaar vermeld worden. Bij de financiële beoordeling wordt speciaal naar het volgende gekeken:

A
  1. De ontwikkeling van de omzet t.o.v. de kosten.
  2. De ontwikkeling van individuele balansposten (debiteuren en voorraden).
  3. De financiële kengetallen m.b.t. rentabiliteit, solvabiliteit en liquiditeit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de balans

A

geeft aan het einde van het verslagjaar duidelijk en stelselmatig de omvang en de samenstelling van het vermogen (passiva) weer en in welke activa (bezittingen) het vermogen is vastgesteld. Linkerzijde is de debet kant met de activa en de rechterkant is de credit kant met de passiva.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

activa

A

dit zijn de bezittingen van een bedrijf. Denk aan gebouwen, geldtegoed of goederen. De activa zijn naar tijdsduur op de balans.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vaste duurzame activa

A

bezittingen die langer dan een jaar verbonden zijn aan de onderneming. Denk aan: gebouwen, machines, computer en inventaris (totaal van de verplaatsbare objecten: bureaustoel etc.) Vaste activa kunnen ingedeeld worden in:

  • Materiële activa: gebouwen, machines etc.
  • Immateriële activa: octrooien, licenties, merken, auteursrechten, vergunningen, etc.
  • Financiële activa: deelnemingen in andere bedrijven, vorderingen op deelneming.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vlottende activa

A

bezittingen die korter dan een jaar verbonden zijn aan de organisatie. Denk aan: voorraad, debiteuren (personen waar je nog geld van krijgt), liquide middelen (bankrekening en contanten).
`

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

debiteuren

A

ontstaan omdat goederen reeds zijn geleverd, maar nog niet door de afnemers zijn betaald. Het is een vorm van leverancierskrediet voor de afnemers of kopers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

passiva

A

geven de financieringsbronnen aan die de organisatie heeft aangeboord, om de activa te financieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De passiva zijn gerangschikt:

A

Eigen vermogen – activa – schulden, dus alles wat écht van de eigen onderneming is. Wordt ook wel ondernemend of risicodragend vermogen genoemd en functioneert als buffer voor het opvangen van eventuele verliezen. Als verliesgevende organisaties het verlies niet kunnen dekken uit eigen vermogen en vreemd vermogen van bijv. banken krijgen, ontstaat er een negatief eigen vermogen.

  • Vreemd vermogen op lange termijn: hypotheek, obligatielening, lening, voorzieningen etc. de looptijd van een lang vreemd vermogen is minimaal één jaar.
  • Vreemd vermogen op korte termijn (vlottende passiva): de schulden die binnen afzienbare tijd (binnen één jaar) moeten worden terugbetaald. De meest voorkomende posten zijn crediteuren, bankkrediet in rekening-courant, voorzieningen op korte termijn etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vaste passiva

A

eigen vermogen + vreemd vermogen op lange termijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De vaste activa wordt gefinancierd door het lange beschikbare vermogen. Financiering met lang vreemd vermogen is goedkoper dan het lenen van duur kortlopend krediet. De vlottende activa worden gefinancierd door kortlopend vreemd vermogen.

A

site note

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

resultatenrekening

A
geeft duidelijk
en stelselmatig de omvang en de
oorzaken van het resultaat van
het verslagjaar weer. Het geeft
een grondig inzicht met name in
de opbrengsten en kosten
tijdens een bepaalde periode
van een organisatie. De
resultatenrekening geeft een
goed inzicht in de gang van
zaken van een organisatie.
Vooral als deze wordt vergeleken met die van voorgaande jaren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bedrijfsresultaat

A

de omzet – de kosten (excl. de rentenlasten van de omzet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

totaalresultaat

A

het bedrijfsresultaat + of – respectievelijke lasten.

17
Q

cashflow

A

winst ná belastingen + afschrijvingen op activa.

18
Q

gezonde behoudenheid

A

e investeringsprojecten zo veel mogelijk uit de cashflow of het eigen vermogen financieren en in projecten investeren die de ‘core business’ versterken of vernieuwen. Wil een organisatie zoveel mogelijk haar investeringen zelf financieren, dan moet de ratio van cashflow / investeringen minimaal 1,5 bedragen.

19
Q

EBITDA (eranings before interests, taks, depreciation & amorization)

A

winst voor rente, belasting, afschrijvingen van materiële vaste activa en afschrijvingen op immateriële vaste activa, zoals ‘goodwill’.

20
Q

EBIT

A

earnings before intersests en tax