2.2 Meso omgeving Flashcards

1
Q

Meso omgeving

A
  • afnemers
  • toeleveranciers
  • intermediairs (distributie)
  • concurrenten
  • (relevante) publieks- en belangengroepen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de meso omgeving wel en niet?

A

niet beheersbaar, wel beïnvloedbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bedrijfskolom

A

omvat alle opeenvolgende participanten of geledingen en hun posities in het voortbrengingsproces van een bepaald product.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bedrijfstak

A

een horizontale geleding in de bedrijfskolom. Ze voeren allemaal dezelfde activiteit uit. Bedrijven die dezelfde soort goederen of diensten maken, vormen samen een bedrijfstak. Dus alle kappers samen zijn een bedrijfstak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

branche

A

Een branche of economische sector is een groep van bedrijven die samen actief zijn in een bepaalde groep goederen en diensten. Voorbeelden van branches zijn de verzekeringsbranche, autobranche,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat wordt adhv de business definitie gedaan?

A

het werkgebied duidelijk afbakenen voor een relevante externe analyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

afnemers

marketing sensing

A

Er is uitgebreide kennis nodig van de wensen, het communicatie-, zoek, koop-, en afdankgedrag en de omvang van te onderscheiden marktgroepen. Voor elk van de markten waarop een bedrijf zich bevindt moeten in kaart gebracht worden hoe groot de potentiele afnemersgroep is, de primaire vraag (totale omvang van de markt in hoeveelheid of geld) en de secundaire vraag (het eigen marktaandeel daarin).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

doel van concurrentie analyse

A

inzicht verkrijgen in de offensieve en defensieve vermogens van de concurrenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

toeleveranciers: Zonder input van materialen en arbeid kan een onderneming niets produceren. Er is een (wederzijdse) afhankelijkheid tussen de onderneming en haar toeleveranciers. De afhankelijkheid van de toeleveranciers, met name op het gebied van prijs, kwaliteit en beschikbaarheid, is daarom erg belangrijk in de externe analyse. Deze kan worden beperkt door:

A

􏰀 Inkopen over verschillende leveranciers spreiden (multiple sourcing).
􏰀 Langdurige relaties met belangrijke aanbieders aangaan.
􏰀 Achterwaartse integratie.
􏰀 Leveranciers zich dichter bij de fabriek laten vestigen.
􏰀 Inkoopcombinaties vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

intermediairs (distributie of tussenhandel)

A

Ook aan de verkoopkant heeft een onderneming allerlei spelers die van invloed zijn op het functioneren. Er zijn diverse instanties die de onderneming bijstaan bij het promoten, verkopen of distribueren van haar producten naar de finale afnemers. Dit zijn groot- en detailhandel (de wederverkopers, verkoopmarkt) en intermediairs, die geen eigenaar worden.Er kunnen machtsconcentraties ontstaan, bijv. de grote supermarktketens, die een ernstige bedreiging vormen voor de producent van goederen of diensten. Daarom moet voor distributeurs een eigen marketingbeleid worden ontwikkeld, bijvoorbeeld d.m.v. accountmanagement en een tweedoelgroepenbenadering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

tweedoelgroepenbenadering

A

het bewerken van afnemers en distribeurs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

waar moet de concurrentieanalyse antwoord op geven?

A
  1. Wie zijn de voornaamste concurrenten?
  2. Welke van de voornaamste concurrenten kunnen worden aangevallen of welke valt aan?
  3. Op welke manier moet worden aangevallen of verdedigd?
  4. Hoe zal de concurrentie reageren op deze acties?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

competetive intelligence

A

proces waarbij de externe omgeving systematisch gescreend wordt, geanalyseerd en teruggebracht tot op maat gesneden strategische aanbevelingen en inlichtingen met als doel de concurrentiepositie van een bedrijf te verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

competetive intelligence heeft 2 bijzondere vormen

A
  • benchmarketing

- bedrijfsspionage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

benchmarketing

A

een vergelijking van je eigen onderneming met de concurrent, zodat je hem kan evenaren of overtreffen. Hierin worden de volgende punten onderzocht:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bedrijfsspionage

A

een niet-toegestane vorm van concurrentieanalyse waarbij

de ondernemer informatie bij de concurrent ‘steelt’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

vormen indirecte concurrentie

A
  • Behoefteconcurrentie
  • Generieke concurrentie
  • Productvorm- of producttypeconcurrentie
  • Merkenconcurrentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bedrijven behoren tot potentiële concurrenten als zij geïnteresseerd zijn in:

A
  • Marktexpansie – een bedrijf dat meer producten wil afzetten, eventueel op nieuwe markten.
  • Productexpansie – een bedrijf dat door een uitbreiding van de productlijn meer wil afzetten.
  • Integratie – een bedrijf dat voorwaartse of achterwaartse overnames wil plegen om zodoende meer grip te krijgen op de bedrijfskolom.
  • Overname en fusie – een bedrijf dat door samenwerking de concurrentiekracht wil vergroten.
19
Q

behoefte concurrentie

A

concurrentie tussen verschillende behoeften van een bepaalde afnemer. Bijv. de keuze een nieuwe auto te kopen of met vakantie gaan of je huis verbouwen. Dan concurreert de autodealer in dit geval met de touroperator en de aannemer of bouwmarkt.

20
Q

generieke concurrentie

A

concurrentie tussen (aanbieders van) verschillende soorten producten die in eenzelfde behoefte van een bepaalde afnemer kunnen voorzien. Bijv. VW rijden besluit auto te verkopen en met het OV of taxi te gaan. Deze vorm van concurrentie is vaak minder relevant.

21
Q

productvormconcurrentie

A

concurrentie tussen verschillende technische verschijningsvormen van eenzelfde product. Bijv. auto met kofferbak, auto met grote achterklep, stationwagen, SUV. Oftewel last van concurrentie van elke andere auto buiten de eigen productvorm. Meestal uit dezelfde prijsklasse. Deze vorm van concurrentie meestal minder belangrijk, kopers hebben vaak al besloten de keuze tot één productgroep te beperken in dit geval bijv. de SUV’s.

22
Q

merkconcurrentie

A

concurrentie tussen verschillende merken van een bepaald product die
elkaars substituten zijn. Aanbieders hebben dezelfde specifieke doelgroep voor ogen en trachten zich te onderscheiden door merkimage en verdere invulling van de marketingmix. Bijv. SUV’s onder elkaar (VW Touareg, BWM X5, Nissan Quashquai en andere SUV’s).

23
Q

vier belangrijke onderzoeksgebieden van de concurrentieanalyse:

A
  1. Doelstellingen binnen de business scope
  2. Huidige strategie van concurrenten
  3. Resultaten van concurrenten
  4. Sterkten en zwakten van concurrenten
24
Q

marktvormen:

A
  • monopolie
  • heterogeen oligopolie
  • homogeen oligopolie
  • monopolistische concurrentie
  • volledige vrije mededinging
25
Q

monopolie

A

Er is één aanbieder van een product op de markt actief.

26
Q

Heterogeen oligopolie

A

Er zijn enkele aanbieders van een bepaalde productsoort op de markt actief. De producten zijn in de ogen van de afnemers heterogeen (niet gelijk). Denk aan benzinepompen.

27
Q

Homogeen oligopolie

A

Homogene producten, in de ogen van de afnemers hetzelfde. Er is transparantie over de prijs in de markt.

28
Q

Monopolistische concurrentie

A

Er zijn veel aanbieders van gelijksoortige producten op de markt actief, die in de ogen van de afnemers niet uitwisselbaar zijn. Elke aanbieder heeft een klein marktaandeel.

29
Q

Volledige vrije mededinging

A

Er is sprake van een zeer groot aantal aanbieders van homogene producten. Aanbieders in deze markt worden vaak hoeveelheidsaanpassers genoemd.

30
Q

C4 index

A

het gezamenlijke marktaandeel van de vier grootste aanbieders in de markt

31
Q

hoeveelheidsaanpassers

A

aanbieders in de volledige vrije mededingen marktvorm, omdat hun bedrijfsresultaat grotendeels door de productiehoeveelheid wordt bepaald.

32
Q

varkenscyclus

A

de productie gaat omhoog bij verwachte hogere marktprijzen en omgekeerd

33
Q

vijfkrachtenmodel van Porter

A

Het model is bedoeld voor het bepalen van de rentabiliteit van een markt of bedrijfstak, nu en in de toekomst.

34
Q

stappen vijfkrachtenmodel van Porter:

A
  1. Afbakening van de relevante markt: segmenten, landen etc.
  2. Bepaal de bedrijfstak: producent, groothandel of detaillist.
  3. Identificeer de deelnemers in de markt en groepeer deze in de vijf krachten.
  4. Bepaal de drivers achter elke kracht.
  5. Identificeer de aspecten die de structuur van de markt door bestaande en nieuwe
    concurrenten kunnen worden beïnvloed.
  6. Analyseer de huidige en toekomstige veranderingen in elke kracht.
  7. Voorkom valkuilen.
  8. Trek conclusies over de ‘overall’ structuur van de markt, in termen van structurele
    financiële aantrekkelijkheid.
35
Q

vijfkrachten zijn:

A
  1. Bedreiging van nieuwe toetreders.
  2. Bedreiging van substituut producten- of diensten.
  3. Onderhandelingspositie van afnemers.
  4. Onderhandelingspositie van leveranciers.
  5. Rivaliteit tussen bestaande organisaties.
36
Q

bedreiging van nieuwe toetreders

A

Is gebaseerd op de hoogte van de toetredingsdrempels. Welke drempels zijn er wil een nieuwe aanbieder toetreden tot de markt.

  • Schaalvoordelen van bestaande aanbieders
  • Concurrentievoordelen door bestaande aanbieders
  • Overstapkosten
  • Benodigd kapitaal
  • Overheidsbeleid
37
Q

bedreiging van substitutenproducten-of diensten

A

Het potentiele aanbod van nieuwe of andere functievervullers is minstens zo belangrijk om naar te kijken.

  • Prijs0waardeverhouding van de verschillende substituut producten
  • Omschakelingskosten
  • Mogelijkheid of bereidheid van de afnemer om over te schakelen.
  • Is de aanbieder van substituut producten een bedrijf wat erg winstgevend is?
38
Q

onderhandelingspositie van de afnemer

A

Naarmate de afnemer machtiger is, kunnen ze een deel van de toegevoegde waarde naar zich toetrekken. Afnemers zijn machtig als:

  • Ze geconcentreerd zijn of grote hoeveelheden kopen in verhouding met de omzet van de aanbieder.
  • Het gekochte product vanwege de kosten ervan zeer belangrijk voor ze is
  • Er lage omschakelingskosten zijn
  • Er lage marges zijn
  • De verkochte producten weinig onderscheidend zijn
39
Q

onderhandelingspositie van de leverancier

A

Leveranciers hebben een belangrijke positie in de bedrijfstak, omdat ze voor de input van bedrijven zorgen. Er is een grote macht als:

  • Ze sterk geconcentreerd zijn ivm de afnemers.- Ze een gedifferentieerd product leveren
  • De industrie een onbelangrijke afnemer is
  • De omschakelingskosten gecreëerd hebben
  • Er geen substituutproducten zijn
40
Q

realiteit tussen bestaande organisaties

A

De dreiging die uitgaan van ondernemers met een vergelijkbaar aanbod op dezelfde markt. De concurrentie kan sterk zijn op basis van de volgende factoren:

  • Een veelheid van even grote en niet-machtige aanbieder
  • Geringe marktgroei
  • Hoge vaste productie- en voorraadkosten
  • Afwezigheid van productdifferentiatie en omschakelingkosten
  • Concurrenten met ambitieuze doelstelling die ze koste wat het kost willen behalen
  • Hoge uittreding barrières
  • Verstorende concurrentieverhoudingen door fusies en overnames, die gebeuren als de bedrijfstak verzadigd is.
41
Q

belangengroepen

A

Belangengroepen, ook wel stakeholders genoemd, zijn alle partijen en personen die op enigerlei wijze belang bij een organisatie hebben. We onderscheiden interne en externe belangengroepen.

42
Q

externe groepen

A

􏰀 Financiële publieksgroepen (banken, effectenbeurs, verzekerings- en investeringsmaatschappijen).􏰃
􏰀 De (vak)media.􏰃
􏰀 De overheid.􏰃
􏰀 Belangenorganisaties (consumenten- of milieuorganisaties).􏰃
􏰀 Brancheorganisaties.􏰃

43
Q

interne groepen

A

􏰀 Werknemers
􏰀 Raad van bestuur
􏰀 Raad van commissarissen
􏰀 Aandeelhouders.