5.3 Organisatie Flashcards

1
Q

organisatie

A

Het koopproces van een organisatie kan gekend worden door een analyse van 5 op elkaar inwerkende groepen stimuli,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

5 op elkaar inwerkende groepen

A
􏰀 Ondernemingsactiviteiten:
􏰀 Inkoopsituatie:
􏰀 Interne structuur:
􏰀 Bedrijfscultuur:
􏰀 Inkooptechnologie:
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ondernemingsactiviteiten

A

De basis behoeften van een organisatie zijn de ondernemingsactiviteit. Zo heeft een dienstverlenend bedrijf relatief sterke behoefte en goed personeel en een productiebedrijf aan goede machines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Er zijn drie typen partijen op de industriele markt:

A
  1. Original Equipment Manufacturers (OEM) – producenten van eindproducten, bijv. schepen.
  2. Original equipment Suppliers (OES) – leveren onderdelen of samengestelde systemen.
  3. Maintance, Repair and Operations / Maintenance, Repair and Overhaul (MRO) – aanbieders
    van onderhouds- en reparatiecontracten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kraljic matrix vier soorten producten

A
  • hefboomproducten
  • routine (standaard) producten
  • strategische producten
  • knelpuntproducten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

leveranciersrisico

A

wordt bepaald door de transparantie van het aanbod, de mate van heterogeniteit, de uniekheid en complexiteit, de beschikbaarheid van producten, het aantal aanbieders, de switchdrempels en de technische risico’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

financieel risico

A

wordt bepaald door de aanschafprijs, de afschrijvingsperiode, voorraadkosten onderhoudes- en repariekosten, verzekeringkosten en uiteindelijk de hoogte van de total cost of ownership (TCO) per eenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

total cost of ownership (TCO)

A

het volledig inzichtelijk maken van alle kosten gerelateerd aan de aanschaf en gebruik gedurende de levenscyclus van ingekochte goederen en diensten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hefboomproducten

A

maken het verschil voor een onderneming vanwege een laag toeleveranciers risico en een hoge invloed op het financiële resultaat. Er zijn meerder leveranciers, voldoende aanbod en er zijn wellicht substituten. De inkoper heeft een sterke onderhandelingspositie. Concurrentiestelling is aanbevolen strategie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

routineproducten

A

eenvoudige producten waarmee de ondernemer een klein financieel risico aangaat en weinig financieel resultaat haalt. Product is makkelijks verkrijgbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

knelpuntproducten

A

producten waarin de meeste potentie zit voor problemen, kunnen bij één leverancier worden ingekocht, kosten zijn niet hoog, product is ingewikkeld, leveranciers heeft veel macht en het is zaak voor de organisatie om hier een routineproduct van te maken. Substituten moeten gezocht worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

strategische producten

A

complexe producten of geïntegreerde oplossingen, waarmee de ondernemer een groot financieel risico aangaat en heeft een hoge invloed op financieel resultaat. Klant zoekt naar een partnerrelatie en er wordt gestreefd naar een strategische samenwerking met de leverancier, vaak door lange contracten af te sluiten. Bijvoorbeeld een productierobot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

commodization

A

aanbieder van strategische producten blijven niet uniek, zij degraderen na verloop van tijd tot aanbieders van routine producten, tenzij de aanbieder continu klantwaarde weten te ontwikkelen en dat voor een goede prijs en kwaliteit doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat zijn de belangrijkste motieven om zelf te produceren>

A

lagere kosten en betere uitbestedingsbeheersbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

motieven om te kopen/productie uitbesteden?

A

flexibiliteit, kosten voordelen en efficiencyvoordelen door gebruikmaking van de schaalvoordelen bij de leverancier, focus op core competences en vrijmaken van managementtijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

outsourcing

A

uitbesteden van productie of diensten die normaal door het bedrijf zelf gedaan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

voordelen outsourcing

A

flexibiliteit, kosten voordelen en efficiencyvoordelen door gebruikmaking van de schaalvoordelen bij de leverancier, focus op core competences en vrijmaken van managementtijd.

18
Q

nadelen outsourcing

A

kwetsbaarheid neemt toe, wegvloeien van kennis en mogelijk van core competence en zijn andere managementkwaliteiten nodig voor outscourcing.

19
Q

systems buying

A

de inkoper kiest voor het aankopen van een complete oplossing bij één leverancier. De gecontracteerde aanbieder biedt een turn-key oplossing: de inkoper hoeft voor de oplossing van zijn probleem slechts een keer aan de sleutel te draaien om het probleem op te lossen.

20
Q

co-makership

A

combinatie van make-and-buy. Leverancier en afnemers werken intensief samen aan het te leveren product/dienst. Hiervoor is nodig dat de toeleverancier sterk is in development, engineering en/of technologie. Het moet leiden tot synergie. Een nadeel is dat je wederzijds afhankelijk bent.

21
Q

turn key

A

de gecontracteerde aanbieder van een compleet systeem biedt een turn key als oplossing. hierin ligt het grote voordeel voor de inkopende partij: hij hoeft de oplossing van zijn problemen slechts aan een sleutel te draaien

22
Q

single sourcing

A

inzet van een leverancier

23
Q

double sourcing

A

inzet van twee leveranciers

24
Q

multiple sourcing

A

meerdere leveranciers. Hoofdmotief is het vermijden van afhankelijkheid van een leverancier en het min of meer kunstmatig bewaken van de prijs en kwaliteit.

25
Q

global sourcing

A

de inkoper beschouwt de gehele wereld als mogelijke toeleverancier.

26
Q

inkoopsituatie

A

is een typering op basis van ervaring van de ondernemer.

27
Q

drie inkoopsituaties

A
  1. New task buy (eerste aankoop) – uitgebreid koopproces en DMU (decision making unit)
  2. Modified rebuy (gewijzigde heraankoop) – belangrijk motief: ontevredenheid bestaande
    leverancier.
  3. Straight rebuy (ongewijzigde heraankoop) – er vinden geen wijzigingen plaats in de
    aanschaf er is een goede band tussen afnemer en leverancier.
28
Q

in supplier

A

bestaande leverancier

29
Q

interne structuur

A

van een organisatie geeft aan hoe taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn verdeeld. De inkoopfunctie is sterk geprofessionaliseerd.

30
Q

Processen, ontwikkelingen en technieken die momenteel veel invloed hebben op het gedrag van de organisatie zijn onder meer:

A
  • vendor rating
  • logistieke ontwikkelingen
  • ontwikkelingen in relatiebeheer
31
Q

vendor rating

A

Hierbij rangschikt de organisatie leveranciers door deze te beoordelen op voor het product relevante gewogen criteria, zoals kwaliteit, prijs en levertijd.

32
Q

short list

A

een lijst met verschillende approved vendors (geselecteerde leveranciers) waaruit gekozen gaat worden. Er zijn allerlei informatiebronnen beschikbaar waarmee potentiele leveranciers geselecteerd kunnen worden: Ervaring, internet, vertegenwoordigers, beurzen, vakbladen, collega’s, EVD en ambassades.

33
Q

approved vendors

A

geselecteerde leveranciers

34
Q

preferred suppliers

A

staan op de shortlist

35
Q

logistieke ontwikkelingen

A

worden door steeds meer ondernemingen ontdekt als snelle en structurele besparingsmogelijkheden

36
Q

JIT management

A

is een ondernemingstechniek die erop
gericht is de benodigde producten in de gewenste kwaliteit en hoeveelheid precies op het moment (just in time) dat ze nodig zijn te leveren

37
Q

MRP techniek

A

materials requirements planning, een planningssysteem dat de productie en inkoop plant op basis van de verwachte verkopen.`

38
Q

ontwikkelingen in relatiebeheer

A

De taak en functie van de leverancier is ontwikkelt naar
‘partner’. Hierdoor krijgen relatiemanagement, relatiebeheer en retentiemarketing in de
B2B een steeds belangrijkere plaats. In plaats van de 4P’s zijn de strategische instrumenten de 3R’s: Reputatie, Relatie en Ruil. Een duurzame relatie kan alleen opgebouwd worden als de marketeer de individuele karakteristieken van de leden van de DMU kent.

39
Q

Deze karakteristieken leiden tot koopmotieven:(relatiebeheer)

A

􏰀 Taakgebonden koopmotieven - motieven die direct voortvloeien uit de taak van de functionaris, zoals prijs-prestatieverhouding.
􏰀 Niet-taakgebonden koopmotieven - komen vaak voort uit de persoonlijke eigenschappen van de betrokken functionaris, zoals het streven naar status en de drang om risico’s te nemen.

40
Q

B2G (business2government) heeft een aantal specifieke karakteristieken as inkoopbeleid:

A

􏰀 Overheidsinstellingen handelen in opdracht en het belang van de burger en hebben geen winstoogmerk.
􏰀 Overheidsinstellingen hebben naar de burgers een zware verantwoordingsplicht.
􏰀 Overheidsinstellingen zijn verplicht diverse opdrachten conform de Europese richtlijnen aan te besteden. Denk hierbij aan openbaarheid, doorzichtigheid en geen discriminatie. Dit leidt tot complexe en langdurige inkoopprocedures die van de aanbieder grote investeringen vragen, zo moeten ze bijv. uitgebreide offertes maken.

41
Q

We onderscheiden de volgende aanbestedingen:

A

􏰀 Open: alle belangstellende leveranciers kunnen een offerte uitbrengen.
􏰀 Gesloten: leveranciers worden uitgenodigd een offerte uit te brengen
􏰀 Onderhands: een beperkt aantal leveranciers worden uitgenodigd.

42
Q

Maatschappelijk verantwoord ondernemen / ethisch ondernemen / maatschappelijk betrokken onderenem/ duurzaam ondernemen / MVO

A

bedrijf heeft aandacht voor de maatschappij waarin hij functioneert. Een verantwoord evenwicht tussen de financiele aspecten van het bedrijf en de sociale en ecologische aspecten (mens en milieu).􏰁people, planet, profit.