IC Flashcards

1
Q

Wat zijn twee redenen voor IC opname?

A
  • Intensievere zorg (Ondersteunen orgaanfuncties zoals cerebraal, ademhaling, circulatie en nieren)
  • Extra bewaking (Monitoring)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is optiflow?

A

Hoge flow O2 via nasale canule, bevochtigd en verwarmde lucht. Het heeft effect op de oxygenatie. 60 liter mogelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is NIV (Non-Invasieve Ventilatie)?

A

Masker + beademingsmachine dat voor een positieve druk zorgt tijdens de beademing. Het heeft effect op de ventilatie en oxygenatie.

Met name bij exact COPD en cardiaal longoedeem wordt het gegeven.

Nadelen zijn maagtensie, lekkage, intensief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen oxygenatie vs. ventilatie?

A

Oxygenatie:
- Hemoglobine voorzien van O2
- Bepaald door PEEP en FiO2

Ventilatie:
- Kwijtraken van CO2
- Bepaald door ademminuutvolume
- Monitoring etCO2 (Capnogram, bloedgas, teugvolume en ademminuutvolume)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe werkt het spontane ademhalingsmechanisme?

A

Op basis van negatieve intrathoracale druk. Ademhalingscentrum in de hersenstam wordt aangestuurd door chemoreceptoren (CO2) en Baroreceptoren (O2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is ARDS (Acute/Adult Respiratory Distress Syndrome)?

A
  • Diffuus reactief ontstekingsbeeld in beide longen
  • Afname compilatie longen en neiging tot atelectase
  • Klinische diagnose
  • Met name oxygenatiestoornis
  • Hoge mortaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 2 verschillende soorten van mechanisme ventilatie?

A
  • Gecontroleerde beademing (Pressure controle of Volume controle) frequentie + Druk of teugvolume zijn volledig te controleren
  • Support beademing (Pressure support): Flow getriggerd. Patiënt bepaald de ademfrequentie. Machine biedt ondersteuning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer wordt er een VA of VV ECMO gegeven?

A

VA:
- Vene en arterie femoraal
- Bij circulatie en/of respiratoir falen
- Bijvoorbeeld cardiogene shock bij infarct, longembolie

VV:
- Arterieel v. jugularis interna en veneus femoraal
- Bij respiratoir falen
- Bijvoorbeeld ARDS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de behandeling van ARDS?

A

Er is een diffuus ontstekingsbeeld van de longen als reactie op een bepaald onderliggend probleem. Er is een oxygenatiestoornis
De longen moeten protectief worden beademd:
- 4-6 ml/kg/ideaal lichaamsgewicht
- Spierverslapping
- Zo nodig in buikligging
- Mogelijkheid tot escalatie naar ECMO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de surviving bij sepsis?

A
  • Start (Eerst breedspectrum, later specifiek gericht op de verwekker) antibiotica binnen 1 uur
  • Idealiter na afname bloedkweken
  • Vulling
  • Fluid challange doorgaans 500 ml
  • Kristalloïden (Ringers lactaat of NaCl 0.9%)
  • Colloïden (HES, Albumine of gelatine) in principe niet in verband met risico op bijwerkingen
  • Beoordelen top diurese en bloeddruk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de mogelijke vaso actieve medicatie die gegeven kunnen worden?

A

Toedienen via de centralelijn (CVC) tip in de vena cava superior
Vasopressie:
- Geeft vasoconstrictie
- Bijvoorbeeld noradrenaline

Inotropie:
- Verhoogd pompkracht en daarmee hartminuutvolume
- Bijvoorbeeld dobutamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar zitten de alfa 1, bèta 1 en bèta 2 receptoren?

A

Alfa 1: In de vaatwand van de perifere arteriën. Geeft vasoconstrictie
Bèta 1: In het hart. Het is positief isotroop en chornotroop
Bèta 2: In de perifere bloedvaten en longen. Geeft vast en bronchusdilatatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de effecten van adrenaline, noradrenaline en dobutamine op de receptoren?

A

Adrenaline:
- Sterk op inotropie van bèta 1
- Chornotropie van bèta 1
- Minder vasocontrictie alfa 1
- Klein beetje vasodilatatie bèta 2

Noradrenaline:
- Beetje inotropie bèta 1
- Veel vasoconstrictie alfa 1
- Geen chronotropie bèta 1 of vasodilatatie bèta 2

Dobutamine:
- Veel inotropie bèta 1
- Redelijke chronotropie bèta 1 en vasodilatatie bèta 2
- Geen vasoconstrictie alfa 1

Noradrenaline wordt meest gebruikt op de IC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de arterielijn?

A

Wordt gemaakt in de a. radialis waarbij de real-life bloeddruk kan worden gemeten. Het is makkelijker om bloed af te nemen. Het is een speciale variant van de PiCCO voor Cardiac Output Meting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de Centraal Veneuze Lijn?

A

Centraal Veneuze Saturatie (ScvO2) is resultante van O2 aanbod en verbruik
Speciaal variant is Swan Ganz Catheter -> Drukmeting a. pulmonalis en Cardiac Output Meting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe ziet multiorgaanfalen eruit bij de verschillende organen en hoe kan er ondersteuning worden aangeboden?

A
  • Hersenen: Delier -> Maatregelen nemen, medicatie
  • Circulatie: Shock -> Vulling, vasoactieve medicatie, ECMO
  • Pulmonaal: Oxygenatie/Ventilatie stoornis -> Beademing, ECMO
  • Urogenitaal: Anurie -> Stibine Creatinine/ureum CVVH
  • Gastro-intestinaal: Ileus -> Maagretentie dus laxeren/klysmeren
17
Q

Hoe kan een vitaal bedreigende patiënt worden herkend?

A

Een vitaal bedreigde patiënt is een patiënt waarbij 1 of meer vitale orgaanfuncties, zoals ademhaling, circulatie en bewustzijn zodanig verstoord zijn dat zij dreigen te falen.

Kan worden berekend met de Modified Early Warning Score (MEWS): MEWS >3 contact arts

18
Q

Hoe wordt de MEWS-score berekend?

A

Heart rate:
- 3: >130
- 2: <40 of 111-130
- 1: 101-110 of 40-50

Systolic blood pressure:
- 3: <70
- 2: >200 of 70-80
- 1: 81-100

Breath rate:
- 3: >30
- 2: 21-30 of <9
- 1: 15-20

Temperature:
- 2: <35.1
- 1: 35.1 - 36.5

19
Q

Hoe kan er op cerebraal niveau ondersteuning worden gegeven aan de patiënt?

A
  • Ondersteunend
  • Langdurige EEG Monitoring (LEM)
  • Neurotrauma (Monro Kellie Principe, Extra-Ventriculaire Drain (EVD) of Intra-Craniele Druk meter (ICP))
20
Q

Hoe kan de ademhaling worden ondersteund?

A
  • Neusbril
  • Venturi masker
  • Non-rebreather masker
  • Optiflow
  • Non-invasieve ventilatie (NIV)
  • Invasieve mechanische ventilatie (Support, gecontroleerd)
  • Extra-Corporale Membraan Oxygenatie (ECMO)
21
Q

Hoe kan de circulatie worden ondersteund?

A
  • Crystalloid/Colloid
  • Bloedtransfusie
  • Vasopressoren
  • Inotropen
  • Extra-Corporale Membraan Oxygenatie (ECMO)
22
Q

Hoe kunnen de nieren worden ondersteund?

A
  • Vullen
  • Diuretica
  • Continuous Renal Replacement Therapy (CRRT)
23
Q

Wat zijn mogelijke complicaties van IC behandeling?

A

Infecties:
- Lijninfecties
- Decubitus
- Ventilation-Acquired Pneumonia (VAP)/Hospital-Acquired Pneumonia (HAP)

ICU-acquired weaknes (Polyneuropathie)
Post-Intensive Care Syndroom (PICS)

24
Q

Wat zijn de fysieke klachten die kunnen ontstaan door de Post-IC syndroom?

A
  • Pulmonale restverschijnselen
  • Spierzwakte
  • Contracturen
  • Neuropathie
  • Slaapproblematiek
  • Malnutritie
25
Q

Waardoor komen de fysieke klachten?

A
  • Ziekte/infectie
  • Immobilisatie
  • Medicatie
26
Q

Wat zijn de cognitieve klachten die ontstaan door de post-IC syndroom?

A
  • Moeite me vasthouden aandacht
  • Moeite met informatie verwerken: Moeilijk informatie opslaan, vaak tekst meerdere malen moeten lezen
  • Moeite met nadenken/op woorden komen
  • Moeite met executieve functies: Koken/koffie zetten/plannen
27
Q

Wat zijn de kenmerken van cognitieve klachten?

A
  • Cognitieve stoornissen bijna universeel op de IC
  • De meeste IC-overlevenden hebben meetbare cognitieve stoornissen, althans van voorbijgaande aard
  • Hoewel geen RCT’s verbetering hebben laten zien, suggereert ervaring met revalidatie na een beroerte dat cognitieve revalidatie nuttig kan zijn bij IC-overlevenden
  • Een verminderde cognitieve functie kan van negatieve invloed zijn op de timing van de terugkeer naar het werk
28
Q

Wat zijn de mogelijke psychische klachten door de post-IC syndroom?

A
  • Klachten van PTSS (20%), angst en depressie (33%)
  • Gevoel hebben aangerand te zijn tijdens opname
  • Nachtmerries/slaapproblematiek
  • Hallucinaties (Spinnen/beesten of trauma’s aan verpleegkundige)
29
Q

Wat zijn de risicofactoren voor Post-IC syndroom?

A
  • Laag risico: Ongecompliceerde electieve IC-opname
  • Gemiddeld risico: Spoedopname IC
  • Hoog risico:
    -> IC opname >7 dagen
    -> Spoedopname op de IC in combinatie met 2 risicofactoren:
    - Leeftijd >65 jaar
    - Vooraf IC opname clinical frality score >6
    - Vooraf IC opname bestaande angststoornis of depressie
    - Doorgemaakt delier op IC gedurende >4 dagen
30
Q

Wat is de ABCEDF bundel?

A

A: Assess, prevent and manage pain and outcome
B: Both spontaneous awakening trials (SAT) and spontaneous breathing trials (SBT)
C: Choice of analgesia and sedation
D: Delirium: Assess, prevent and manage
E: Early mobility and exercise
F: Family engagement and empowerment

31
Q

Hoe is het post-IC syndroom te voorkomen?

A
  • Fysieke klachten: ->(Vroeg)mobiliseren
  • Cognitieve klachten: Niets
  • Psychische klachten: IC dagboek, psychologische ondersteuning, geen oordoppen en oogmaskers
  • Overall: Geen farmacologische interventies geïndiceerd ter preventie van PICS
32
Q

Wat is de IC nazorg?

A
  • Belangrijke voor het tijdig herkennen en behandelen van klachten
  • Belangrijke rol voor huisarts: Informeer deze <48 uur na ongeplande IC opname en bij IC ontslag -> Veel patiënten missen begeleiding eerste maanden na IC opname
  • Multidisciplinair: Fysiotherapie, ergotherapie, psycholoog, logopedie, diëtist
  • Eerste 6-12 weken: Voorlichting, advies en/of psycho-educatie, aandacht voor fysieke belastbaarheid en ADL, eiwitrijke voeding
  • Vervolgfase: IC nazorgpoli (2-6 maanden na IC opslag): Behandelplan opstellen samen met patiënt en naasten, eventueel verwijzing naar specialist/psycholoog/(para)medicus en IC (Digi) dagboeken teruglezen
33
Q

Hoe werkt de post-IC syndroom bij de familie?

A
  • Zelfde symptomen als de psychische component van PICS: Met daarbij verstoorde rouw in geval van overlijden
  • > 50% heeft symptomen bij overlijden of IC ontslag van patiënt
  • Ca. 20-60% heeft symptomen tot aan 1 jaar na IC ontslag
  • Patiënt en familie beleven IC behandeling anders
34
Q

Hoe kan de post-IC syndroom voorkomen worden bij de familie?

A
  • Ruim bezoekbeleid
  • Goede informatievoorziening
  • IC dagboek: Geen klinisch relevant effect, echter wel nuttig voor stressvermindering, informatiebeheer en communicatie
  • 1 contactpersoon bij langdurige opname
  • Familieleden betrekken bij zorg
  • Psychische ondersteuning bij langdurige of complexe situatie