ECG-onderwijs Flashcards

1
Q

Wat zijn de kenmerken over de kwaliteit van een ECG?

A

ECG heeft een lage sensitiviteit en specificiteit. Heel vaak is er aanvullend onderzoek nodig om tot een diagnose te komen
1 op de 3 ECG’s op SEH is nuttig. Een normaal ECG sluit pathologie niet uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de systematische beoordeling van een ECG?

A

Systematische beoordeling van ECG:
- Ritme
- Frequentie
- Geleidingstijden
- Hart-as
- P-top morfologie
- QRS-morfologie
- ST-morfologie

Vergelijking met oud ECG
Conclusie
NB: Vooraf kwaliteit beoordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat kan er gezegd worden bij het beoordelen van het ritme op een ECG met een normaal sinusritme?

A

Een P-top volgt een QRS complex (Zegt iets over de functie van de AV-knoop). Het is ritme is regelmatig, maar varieert licht met de ademhaling.

De P-top is positief in II en AvF en bifasisch in V1 of negatief in AvR. Klopt dat niet dan komt het ritme niet uit de sinusknoop. Dan is er een abnormaal atriaal ritme

De PQ-tijd is tussen de 0.12 en 0.2. In rust ligt het sinusritme tussen 60 en 100 per minuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is de P-top positief in afleiding II en AvF?

A

Sinusknoop-> Vena cava superior rechteratrium tegen de laterale wand aan

Elektriciteit kan alleen naar links of naar beenden. Dus de vector gaat naar linksonder. Afleidingen die van onder kijken worden dus positief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kan de frequentie worden berekend?

A

300/aantal grootte hokjes tussen de P-toppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke 3 geleidingstijden zijn er?

A
  • PQ-tijd
  • QRS-duur
  • QT-tijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe lang is de PQ-tiijd normaal gesproken en wat vertelt dit?

A

PQ-tijd is normaal tussen de 0.12 en 0.20 seconde
- Te kort -> WPW
- Te lang -> AV-blok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe lang is de QRS-duur normaal gesproken en wat vertelt dit?

A

QRS-duur is normaal tussen de 0.10 en 0.12 seconde en geeft aan hoe lang het duurt om een ventrikel te activeren.
- Te lang -> LBTB/RBTB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe lang is de QTc-tijd normaal gesproken en wat vertelt dit?

A

QTc-tijd -> Repolarisatie
- Mannen <450 ms
- Vrouwen <460 ms
- De tijd is gecorrigeerd voor de frequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de J en U op een ECG?

A

J: QRS-complex wat overgaat in ST
U: Soms een extra hobbel te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt de hartas bepaalt?

A

Richting van de vector in de frontale vlak van de QRS. In het frontale vlak ligt de driehoek van Eindhoven. Een hartas van tussen de -30 en 90 graden is normaal. Richting van de positieve elektrode geeft een positieve uitslag

I en AvF staan mooi op elkaar. AvF van boven naar beneden -> Positief, I van links naar rechts positief. Uitslag in rechtsboven kan er ook worden gekeken naar afleiding II.
Afleiding II negatief -> Dan een naar links gedraaide as

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ontstaat een linkerhartas?

A
  • Linker anterior hemiblok
  • Onderwandinfarct
  • Linker ventrikelhypertrofie
  • Pacemakerritme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe ontstaat een rechter hartas?

A
  • Rechterventrikel hypertrofie
  • Rechterventrikel belasting (Longembolie/COPD)
  • Atriumseptumdefect, ventrikelseptumdefect
  • Cave draad verwisseling (!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kan een linker atrium dilatatie worden herkend?

A

Mitralesklepstenose: Uitlubberen van de boezem. Hierdoor neemt het gewicht hiervan op het ECG toe. Hierdoor wordt de P2 hoger en de activatie hiervan ook later. Hierdoor is er een M te zien afleiding 2

In V1 wordt de negatieve component groter -> Past er een hokje in van 1 mm dan kan er worden gesproken van een aanwijzing voor atriumdilatatie. Dit heet P-mitrale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe vullen de ventrikels zich met name?

A

Door aanzuiging met name en voor 30% via de atriale contractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kan een rechteratrium dilatatie worden herkend?

A

Rechteratrium dilatatie: Meer dan 2.5 hokje doordat de P1 groter wordt

Ook in V1 is er te zien dat de eerste top groter wordt. P-pulmonale wordt vooral gezien bij longaandoeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke typen AV-blok zijn er?

A
  • Eerstegraads AV-blok
  • Tweedegraads AV-blok -> Type 1 (Wenckebach) en Type 2 (Mobitz)
  • Derdegraads AV-blok (Volledig blok)

Kan komen door leeftijd, coronairlijden, medicatie of Lyme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zij de kenmerken van een eerstegraads AV-blok?

A

Hierbij is de PQ-tijd verlengd (>200 ms), maar alle prikkels worden nog doorgegeven naar de kamers en P-toppen voortgeleid. Er valt een hartslag weg dus de hartslag is regelmatig, maar vertraagd. Iedere QRS-complex wprdt vooraf gegaan door een P-top

Hierbij zijn er meestal geen klachten. Geen therapie, eventueel oorzaak aanpakken (Bèta-blokker verlagen)

18
Q

Wat zij de kenmerken van een Tweedegraads AV-blok?

A

Type 1 (Wenckebach):
De PQ-tijd wordt geleidelijk langer totdat een slag uitvalt dus niet alle P-toppen worden voortgeleid. Dit is vaak een fysiologisch fenomeen en kan voorkomen zonder ernstige klachten. Meestal geen therapie, veelal fysiologisch. Eventueel medicatie aanpassen indien symptomatisch. Pacemaker indien symptomatisch

Type 2 (Mobitz II):
De PQ-tijd blijft constant of licht verlengd, maar er valt plots een hartslag weg zonder waarschuwing. Dit is niet fysiologisch en kan ernstige klachten geven. Vaak is er een pacemaker nodig als het symptomatisch is

19
Q

Wat zij de kenmerken van een derdegraads AV-blok?

A

Hierbij worden geen prikkels van de boezems naar de kamers doorgegeven. De boezems en kamers kloppen volledig onafhankelijk van elkaar (AV-dissociatie) en erg is geen enkele relatie tussen de P-toppen en de QRS-complexen. Dit leidt tot ernstige symptomen zoals duizeligheid of flauwvallen. Dit moet worden behandeld met een pacemaker indien blijvend als het symptomatisch is, maar ook als het asymptomatisch en breed escape complex of diepe bradycardie (<40/min overdag) is en ook bij chronotroop incompetent escape

20
Q

Welke ziekte kan zorgen voor een AV-blok en hoe kan dit worden behandeld?

A

Borrelia Burgdorfery
Kan worden behandeld met AB en dat kan de AV-blok opheffe

21
Q

Hoe ziet het ritme eruit bij atriumfibrilleren?

A

Atriumfibrilleren is onregelmatig. Compleet irregulair

22
Q

Wat zijn de kenmerken van een Atrioventriculaire Nodale Re-entry Tachycadie (AVNRT)?

A

Het is een re-entry tachycardie waarbij de elektrische prikkel binnen de AV-knoop circuleert. Dit leidt tot een snelle hartslag zonder duidelijke P-toppen, omdat de boeem en kamer gelijktijdig worden geactiveerd. AVNRT is het meest voorkomend bij jonge mensen

Op het ECG is een smal QRS-complex zonder P-toppen te zien, omdat de boezems en kamers tegelijkertijd worden geactiveerd

23
Q

Wat zijn de kenmerken van een Atrioventriculaire Re-entry Tachycadie (AVRT)?

A

Ontstaat door een accessoire verbinding tussen de boezems en kamers (Zoals bij het Wolff-Parkinson-White-Syndroom), waarbij de P-top na het QRS-complex verschijnt door vertraagde activatie van de boezems. Bij een WPW patroon is er ook een delta golf aanwezig op het ECG

Bij AVRT is er een P-top zichtbaar achter het QRS-complex. Dit wijst op een re-entry via een extra verbinding tussen het ventrikel en atrium

24
Q

Hoe worden de tachycardieën ingedeeld?

A

Smalcomplex -> Supraventriculair (Zowel atriaal als nodaal)
Breedcomplex -> Ventrikeltachycardie (Ventrikeltachycardie, ventrikelfibrilleren of Torsade de Pointes

25
Q

Welke mogelijke cardiale afwijkingen kunnen er optreden?

A
  • Acuut coronair syndroom -> STEMI, NSTEMI, ACS
  • Acuut gedecompenseerd hartfalen/astma cardiale
  • High output falen
  • Cardiomyopathie
  • Aritmie
  • Kleplijden
  • Cardiale tamponade
26
Q

Hoe worden smalcomplex tachycardieën behandeld en wat gebeurt er in verschillende situaties?

A

Een regulaire smalcomplex tachycardie kan worden behandeld met IV-adenosine. Contra-indicaties zijn astma of COPD. Als er geen verandering zichtbaar is in het hartritme dan is er sprake van een te lage dosering of ventrikeltachycardie

Is er geleidelijke vertraging of versnelling van het ritme, dan is er sprake van een sinus tachycardie, een focale AT ofeen junctionele tachycardie

Bij een plotse beëindiging is er sprake van een AVNRT, AVRT, sinus knoop re-entry of focale AT
Bij een persisterende atriale tachycardie met tijdelijk hooggradig AV-blok is er sprake van en Atriale Tachycardie (AT) of atriale flutter

27
Q

Wat is een Atriale Tachycardie (AT)?

A

Plaats in het atrium die gaat voeren. Hierdoor is er een verandering van de P-top

28
Q

Wat is een atriale flutter?

A

Flutter ziet eruit als een zaagtand en is irregulair

29
Q

Hoe kan er onderscheid worden gemaakt tussen een pericarditis en een myocardinfarct?

A

ST elavatie in V1-V4. Kan ook bij een pericarditis passen.
Bij een infarct is er recipoke depressie in de tegenovergestelde afleidingen te zien

Bij een pericarditis was het dan mee geëleveerd. Bij een ischemie is er ook sprake van verhoogde hartenzymen en typische klachten van drukkende, snoerende pijn op de borst met eventuele uitstraling naar de kaak en/of arm en vegetatieve verschijnselen en nieuwe pathologische Q.

30
Q

Hoe is er ischemie te zien op een ECG?

A

Eerst het endocard wordt ischemisch. Coronair loopt het epicard (Boven) naar endocard (Onder). Ischemische kant wordt de actiepotentiaal groter

Op een gegeven moment wordt dit later. Dan is er ST-segment. Als er sprake is van een necrotisch weefsel dan is het omgekeerde potentiaal van een tegenoverliggende spier

31
Q

Wat vertellen de afleidingen over de plaats van het infarct?

A

LAD doet septaal en anterior
Lateraal: I, aVL, V5, V6
Inferior: II, III, aVF
Anterior: V3, V4
Septaal”: V1, V2
Hoofdstam: aVR

32
Q

Wat zijn de kenmeren van COPD op een ECG?

A

Veranderingen in de ruimtelijke plaatsing van het hart en isolerend effect van de hyperinflatie van de longen
- P-pulmonale: Hoge P-toppen (>0.25 mV) in afleidingen II, III en AvF door rechterboezemoverbelasting
- Rechterasdeviatie: Rechterwaartse verschuiving van de elektrische as door rechterventrikel hypertrofie (>80 graden)
- Lead I sign: Isoelektrische P-top, QRS amplitude <0.15 mV en T-wave amplotude <0.05 mV. Lage of bijna vlakke voltages in afleiding I door verplaatsing van het hart en toename lucht in de thorax
- Lage QRS-voltage: Zowel in de extremiteitsafleidingen als in de pre-cordiale afleidingen V5/V6 door de isolerende werking van lucht in de thorax
- S1S2S3-patroon (Diepe S-golven in I, II en II): Wijst op rechterventrikel hypertrofie en pulmonale hypertensie
- Lage R-amplitude in alle afleidingen
- Pathognomonisch: Laag voltage met posterior/superior wijzende QRS-vector en P-golf as van >60 graden

33
Q

Wat zijn de kenmerken van pneumothorax op een ECG?

A
  • Verplaatsing van het hart: Afhankelijk van de locatie van de pneumothorax (Links of rechts) kan het hart verplaatst worden wat de elektrische assen van het ECG beïnvloedt
  • Rechteras deviatie: Bi een pneumothorax, vooral aan de linkerzijde kan het hart naar rechts worden verplaatst. Dit resulteert in een rechterasdeviatie (De elektrische as draait naar rechts)
  • Kleine QRS-voltages: De aanwezigheid van lucht in de pleuraholte kan de elektrische signalen van het hart dempen. Dit resulteert in een lagere QRS-voltage. Vooral in de precordiale afleidingen (V1-V6)
  • QS-patroon in de precordiale afleidingen: Een compleet QS-complex (Geen R-golf, alleen een negatieve Q en S-golf) kan optreden in de precordiale afleidingen, wat kan lijken op een anterieure hartinfarct
  • Pseudoinfarct patroon: Soms kan een pneumothorax leiden tot een ST-elevatie, vooral in de precodiale afleidingen. Dit lijkt op een acuut myocardinfarct. Dit wordt wel een pseudoinfarct-patroon genoemd omdat er geen echte ischemie is maar de verschijnselen veroorzaakt worden door de druk en verplaatsing van het hart
34
Q

Wat zijn de kenmerken van een longembolie op een ECG?

A

Klinische kenmerken:
- Verhoogde sympathicus -> Tachycardie (Sinus of atriale tachycadie)

Zichtbare afwijkingen op het ECG:
- Asdraai (Frontaal en counterlockwise in de precordiale afleidingen)
- Negatieve T in 2 of meer precordiale afleidingen
- (In)compleet rechter bundeltak blok (RBTB)

Precordiale afleidingen:
- Afleidingen die de elektrische activiteit meten in het horizontale vlak

35
Q

Hoe kan een linker of rechterbundel tak blok worden herkend?

A

Om een onderscheid te make tussen LBTB en RBTB wordt er gekeken naar afleiding V1 naar welke vorm het QRS-complex aanneemt

LBTB -> Patatzak in V1 (Negatieve S-golf)
RBTB -> Konijnoren in V1 (RSR-patroon)

36
Q

Hoe zien de precordiale afwijkingen er normaalgesproken eruit bij een ECG en hoe bij een RVH?

A

Hoofdvector wijst vooral in de richting van V6. Dus de R-top wordt steeds groter. R wordt groter dan S in V3-V4

Bij een Rechterventrikelhypertrofie gaat de Vm meer naar 1. Rechterventrikelhypertrofie geeft een rechteras deviatie. Ook wordt de piek in V1 steeds groter. R-groter in V1-V3 is een sterke aanwijzing voor Rechterventrikelhypertrofie

37
Q

Wat zijn mogelijke pulmonale afwijkingen die eventueel ook een invloed op het ECG kunnen hebben?

A
  • Exacerbatie COPD
  • Exacerbatie astma
  • Longembolie
  • Pneumothorax
  • Pneumonie
  • ARDS
  • Longcontusie
  • Bloeding
38
Q

Wat zijn mogelijke extrathoracale aandoeningen?

A

Neurologisch:
- CVA
- Neuromusculaire aandoeningen

Toxisch/metabool:
- Vergiftiging
- Ketoacidose (Diabetisch)
- Sepsis
- Anemie

Overig:
- Hyperventilatie/angst
- Pneumomediastinum
- Pleura effusie
- Ascites
- Zwangerschap
- Obesitas

39
Q

Wat zijn de kenmerken van een LBTB?

A
  • QRS >0.12 seconde
  • (r)S in V1
  • Brede R en geen Q in I, V6
  • Infarctdiagnostiek lastig, want ST segment is afwijkend
  • Patatzak
40
Q

Wat zijn de kenmerken van een RBTB?

A
  • QRS > 0.12 seconde
  • rsR’s in V1
  • R’ > R
  • Infarctdiagnostiek goed mogelijk
  • Konijnoortjes
41
Q

Wat zijn de criteria voor een LAHB?

A
  • Asdeviatie naar links (<-30 graden)
  • Geen of vrijwel geen S in I
  • Normale kleine Q in I
  • S > R in II, III
  • QRS niet of slechts in geringe mate verbreed (100 ms)
42
Q

Welke 2 mogelijke geleidingsstoornissen zijn er?

A
  • Sinus arrest: Plotseling uitval P-top en QRS-complex (Enkele seconden lang)
  • SA (Exit)block: Plotseling uitval P-top en QRS complex, echter pauze en veelvoud van voorafgaande PP-intervallen
43
Q

Hoe kan het onderscheid tussen RCA of RCx gemaakt worden?

A

RCA occlusie:
- ST elevatie III > II
- ST depressie in I mogelijk
- V4R isoelektrisch of geëleveerd
- RV infarct mogelijk

RCx occlusie:
- ST elevatie II > III
- ST elevatie I mogelijk
- V4R negatieve T
- RV infarct in principe niet mogelijk