Acute Leukemie Flashcards
Wat is de DD van abnormale cellen in het bloed?
- Infectieus
- Maligne
- Auto-immuun
- Toxisch medicamenteus
- Vasculair
- Metabool
Wat is AML?
- Het is een heterogene ziekte
- Clonale evolutie (Somatische mutaties -> RUNX1, DNMT3A)
- Cleonale heterogeniteit (Meerdere mutaties resulterend in divers fenotype)
Welke diagnostiek wordt er ingezet bij verdenking op AML?
- Cytomorfologie -> Perifeer bloed en beenmerg (Hoeksteen van de diagnose)
- Immunofenotypering -> Diagnosestelling en leukemie geassocieerde fenotype (Aberrant expressie van markers, bijvoorbeeld CD5)
- Cytogenetica -> Gebalanceerde translocaties/inversies, karyotypering, Fluorescentie In Site Hybridisatie (FISH)
- Moleculaire diagnostiek -> Complexe interactie van mutaties. Meest voorkomende FLT3, NPM1, DNMT3A. Toenemend aantal mutaties met verschillende prognostische betekenis
Wat zijn gunstige AML mutaties?
- t(8;21)(q22.1)
- RUNX1-RUNX1T1inv(16)(p13.1q22)
- t(16;16)(p13.1;q22)
- CBFB-MYH11 MutatedNPM1 without FLT3-ITD or with FLT3-ITD low Biallelic mutated CEBPA
Wat zijn intermediate gunstig AML mutaties?
- Mutated NPM1
- FLT3-ITD high Wild-type NPM1 without FLT3-ITD or with FLT3-ITD low (without adverse-risk genetic lesions)
- t(9;11)(p21.3;q23.3)
- MLLT3-KMT2A
Cytogenetic abnormalities not classified as favorable or adverse
Wat zijn ongunstige AML mutaties?
- t(6;9)(p23;q34.1)
- DEK-NUP214
- t(v;11q23.3)
- KMT2A rearranged
- t(9;22)(q34.1;q11.2)
- BCR-ABL1inv(3)(q21.3q26.2) or t(3;3(q21.3;q26.2)
- GATA2,MECOM(EVI1)−5 or del(5q); −7; −17/abn(17p)
- Complex karyotype
- Monosomal karyotype
- Wild-typeNPM1and FLT3-ITD high Mutated RUNX1 Mutated ASXL1 Mutated TP53
Wat is de gemiddelde overleving van gunstige, intermediaire en ongunstige mutaties?
Gunstige mutaties: 60% (Relaps 30%)
Intermediaire mutaties: 40% (Relaps 50%)
Ongunstige mutaties: 20% (Relaps 80%)
Wat is de intensieve behandeling van AML?
Deze patiënten zijn wel fit
- 2 cycli met cytarabine en antracycline bevattende chemotherapie (7+3)
Consolidatie:
- Laag risico: Post remissie 3e kuur chemo of intensief met autologe SCT
- Hoog risico: allogene SCT
De patiënten die dit krijgen is IDH1/2, FLT3 of overige patiënten
Wat is een niet-intensieve behandeling van AML?
Hypomethylerende chemotherapie (Azacytidine) of venetoclax met azacitidine
Wat zijn de groepen van nieuwe middelen voor AML?
Inhibitora van FLT3, IDH1/2 en BCL2
Wat is de functie van FLT3?
- Overleving en proliferatie van stamcellen
- Anti-apoptose
- Verminderde differentiatie
- Slechte prognose
Wat is de naam van FLT3 inhibitors en wat zijn de kenmerken hiervan?
Midostaurin
- Rash, misselijkheid kunnen de toxische bijwerking hiervan zijn
- Het zorgt voor een verbetering van de overleving
- Het heeft effect in alle groepen
Wat is de naam en de werking van de IDH2 inhibitor?
Enasidenib
- Het zorgt voor levertoxiciteit en IDH differentiatie syndroom
- Er is een totale respons van 40% met een mediane overleving van 9.3 maanden
Maar dit is nog een studie in ontwikkeling
Wat is de naam en de werking van de IDH1 inhibitor?
Ivosidenib
- Het heeft als toxische werking een XTC verlenging en de IDH differentiatie syndroom
- Het heeft een totale respons van 42% en een mediane overleving van 8.8 maanden
Maar dit is nog een studie in ontwikkeling
Hoe werkt de BCL2 inhibitor?
Bindt op de bindingsplaats van pro-apoptotische proteïne waardoor deze vrij komt en leidt tot een activatie van caspases
Wat is de naam en de werking van de anti BCL2?
Venetoclax (Werkt sterker dan azacitidine en is een pil)
- Het heeft een hematologische toxiciteit. Het zorgt voor een neutropene koorts en gastro-intestinale problemen
- Het heeft een complete respons van 67% en een mediane overleving van 5 maanden
- Wordt gegeven bij niet-fitte patiënten met leeftijd >75 en co-morbiditeiten
- Het heeft een hypomethylerende effect (Decitabine en azacitidine)
Wat is de behandeling van acute promyelocyten leukemie?
- All-trans Retinoic Acid (ATRA) en/of Arsenic Trioxide (Het is een chemovije behandeling)
- Cytokine productie zorgt voor een APL differentiatie syndroom
Bijwerkingen
- APL differentiatiesyndroom: Koorts, longinfiltraten, pleuravocht of pericard vocht
- Pseudotumor cerebri
- Hepatotoxiciteit
QT-verlenging (ATO)
Hoe wordt er diagnostiek gedaan naar APL?
Het is gericht op het vroeg herkennen van complicaties. Er wordt gekeken naar DIC, fibrogeen, D-dimeer, PT en APTT metingen