nederlands verruiming lexicon : maatschappij & welzijn Flashcards
de ethiek (bv nw, verklaring, antoniem)
ethisch, moreel, onethisch
het materiaal (bv nw, verklaring, antoniem)
materieel, stoffelijk, immaterieel
de inclusie (bv nw, verklaring, antoniem)
inclusief, niemand uitsluitend, exclusief
de excellentie (bv nw, verklaring, antoniem)
excellent, voortreffelijk/uitmuntend, //
de precariteit (bv nw, verklaring, antoniem)
precair, verontrustend, //
de progressie (bv nw, verklaring, antoniem)
progressief, vooruitstrevend, conservatief
de turbulentie (bv nw, verklaring, antoniem)
turbulent, chaotisch, //
de uniformiteit (bv nw, verklaring, antoniem)
uniform, éénvormig/gelijk, pluriform
de autonomie (bv nw, verklaring, antoniem)
autonoom, onafhankelijk, heteronoom
het prototype (bv nw, verklaring, antoniem)
prototypisch, als oorspronkelijk model geldend, //
het individu (bv nw, verklaring, antoniem)
individueel, afzonderlijk, collectief
het heroïsme (bv nw, verklaring, antoniem)
heroïsch, heldhaftig/dapper, lafhartig
de paradox (bv nw, verklaring, antoniem)
paradoxaal, tegenstrijdig, consistent
de ideologie (bv nw, verklaring, antoniem)
ideologisch, vanuit een visie om de samenleving te verbeteren, //
de soevereiniteit (bv nw, verklaring, antoniem)
soeverein, onafhankelijk/autonoom, afhankelijk