nederlands taal en diversiteit Flashcards

1
Q

legitimeren

A

rechtvaardigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

normaliseren

A

standaardiseren, normaal worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de etniciteit

A

soort van identificatie van mensen met bepaalde groepskenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

überhaupt

A

eigenlijk, alles samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

institutionaliseren

A

formeel regelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

neokoloniaal

A

zich schuldig makend aan uitbuiting van voormalige kolonies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

superieur

A

hoger, beter, edeler

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

minimaliseren

A

als onbeduidend voorstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

dubieus

A

twijfelachtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

idealiter

A

in het ideale geval

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

genocide

A

volkerenmoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

solidariteit

A

de samenhorigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

etymologie

A

de afkomst van woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

assimileren

A

gelijkstellen, aanpassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

elementair

A

basis, fundamenteel, essentieel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

dehumaniseren

A

ontmenselijken

17
Q

consensus

A

de eensgezindheid

18
Q

resolutie

A

besluit van een vergadering

19
Q

genocidaal

A

volkerenmoord bevattend

20
Q

deportatie

A

het gedwongen wegvoeren (van mensen)

21
Q

fluïde

A

vloeibaar, niet scherp begrensd

22
Q

proclameren

A

aan- of afkondigen

23
Q

dynamisch

A

beweeglijk, veranderlijk, energiek

24
Q

frivoliteiten

A

de lichtzinnigheden, onbedachtzaamheid, oppervlakkig, onnadenkend

25
Q

subjectief

A

bevooroordeeld, partijdig

26
Q

primeren

A

belangrijker zijn

27
Q

efficiënt

A

doeltreffend

28
Q

tendentieus

A

misleidend, vertekenend

29
Q

kwalificatie

A

de geschiktheid

30
Q

dominant

A

overheersend