frans vocabulaire en route 2 p182-184 Flashcards
een tegenstander, tegenstandster
un(e) adversaire
een koffertje
un coffret
een verloop
un cours
een ruzie
une dispute
een zijde
une face
een figuur/afbeelding
une figure
een spel
une manche
een verliezer
un perdant
een stapel
une pile
een stapel 2
une pioche
een regel
une règle
een richting
un sens
een valsspeler
un tricheur
een winnaar
un vainqueur
voorlaatste
avant-dernier/avant-dernière
verborgen
caché(e)
veelkleurig
multicolore
officieel
officiel(le)
traditioneel
traditionel(le)
zichtbaar
visible
optellen, toevoegen
additionner
verdelen
distribuer
opstapelen
empiler
beginnen
entamer
verbieden
interdire
mengen
mélanger
nummeren
numéroter
een kaart van de stapel nemen
piocher
verdelen
répartir
zich ontdoen van
se débarrasser de
ongelijk hebben
avoir tort
de kaarten schudden
battre les cartes
een dobbelsteen gooien
lancer un dé
uitdagen
mettre au défi
zijn beurt overslaan
passer son tour
een kaart neerleggen
poser une carte