nederlands : leenwoorden & bastaardwoorden Latijn Flashcards
1
Q
meteen, ter plekke
A
ad hoc
2
Q
op de man spelen
A
ad hominem
3
Q
tot in het oneindige
A
ad infinitum
4
Q
tot vervelens toe
A
ad nauseam
5
Q
tweede persoonlijkheid
A
alter ego
6
Q
in het jaar (des Heeres)
A
anno (domini)
7
Q
poging om een gunstige beoordeling te verwerven
A
captatio benevolentiae
8
Q
buiten de muren
A
extra muros
9
Q
universele mens
A
homo universalis
10
Q
in zijn eigen huis
A
in domo propria
11
Q
gemeenschappelijke taal tussen twee sprekers met andere moedertalen
A
lingua franca
12
Q
bijna, schijnbaar
A
quasi
13
Q
met gedempte stem
A
sotto voce
14
Q
op staande voet, meteen
A
stante pede