frans vocabulaire en route 4 p180-182 Flashcards
1
Q
een budget
A
un budget
2
Q
het karton
A
le carton
3
Q
een kleerhanger
A
un cintre
4
Q
een schaar
A
des ciseaux
5
Q
de lijm
A
la colle
6
Q
een mes
A
un couteau
7
Q
een cuttermes
A
un cutteur
8
Q
een materiaal
A
un matériau
9
Q
een voorwerp
A
un objet
10
Q
de aluminiumfolie
A
le papier alu(minium)
11
Q
de verf
A
la peinture
12
Q
een penseel
A
un pinceau
13
Q
het plastic
A
le plastique
14
Q
een pot
A
un pot
15
Q
een rol
A
un rouleau
16
Q
een rol toiletpapier
A
un rouleau de papier toilette
17
Q
de upcycling
A
le surcyclage
18
Q
een strekking
A
une tendance
19
Q
een tube
A
un tube
20
Q
een waarde
A
une valeur
21
Q
het glas
A
le verre
22
Q
lijmen
A
coller
23
Q
controleren
A
contrôler
24
Q
snijden
A
couper
25
kosten
couter
26
uitsnijden
découper
27
ophangen
pendre
28
plooien
plier
29
verzamelen
ramasser
30
recycleren
recycler
31
waard zijn
valoir
32
een tweede leven geven aan
donner une deuxième vie à
33
van iets ouds iets nieuws maken
faire du neuf avec du vieux
34
opnieuw leven geven aan
redonner vie à