nederlands verruiming lexicon : economie & organisatie Flashcards

1
Q

fluctueren

A

op- en neergaan, schommelen, variëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de obligatie

A

uitgeleend geld aan een bedrijf of overheid voor een bepaalde looptijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de registratiekosten

A

kosten bij de aankoop van een woning, appartement of bouwgrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

financieren

A

bekostigen, geld verschaffen, lenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het aandeel

A

een deel van het kapitaal van een onderneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

beleggen

A

investeren van geld in ruil voor onzekere inkomsten in de toekomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het krediet

A

de lening of uitstel van betaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de rente

A

de intrest, vergoeding voor het lenen van geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het nettoloon

A

het loon dat je, als je RSZ en bedrijfsvoorheffing ervan trekt, op je rekening ontvangt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

reguleren

A

in goede banen leiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de fraudeur

A

een oplichter, iemand die bedrog pleegt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het rendement

A

de gemaakte winst (of verlies) op beleggingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de uitkering

A

betaling van een bedrag waarop iemand recht heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

fiscaal

A

betrekking hebben op de belastingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de koers

A

de waarde of marktprijs van een munt, aandeel, effect…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de transactie

A

overeenkomst waarbij goederen of diensten worden geruild

17
Q

de buffer

A

de kapitaalreserve, een financieel stootkussen

18
Q

hypothecair

A

waarbij onroerend goed (bv. huis) als onderpand gebruikt wordt