frans D1 en route 4 p110-111 Flashcards
een taartvorm
un moule à tarte
het deeg
la pâte
een deegrol
un rouleau à pâtisserie
bakken
cuire
bestrooien, bestuiven
saupoudrer
afkoelen
refroidir
lauw
tiède
proeven
déguster
het koken, de bereiding
la cuisson
op smaak brengen, kruiden
assaisonner
een schort
un tablier
een garde
un fouet
zeven
tamiser
een spatel
une spatule
luchtig
aéré
schillen
éplucher
de schil
la peau
het maken, de fabricage
la confection
een lekkernij
un délice
krokant
croustillant
verfrissend
rafraichissant
zuur
acide
een banketbakker, een patissier
un confiseur
hard
dur
het leven schenken aan
donner naissance à
een schat
un trésor
een anekdote
une anecdote
een klassieker
un classique
standvastig
ferme
getuigen van
faire état de
een genot zijn
être un régal
randschikken, klaarleggen
disposer
in de oven doen
enfourner
goudkleurig
doré
goud waard zijn, van onschatbare waarde zijn
valoir de l’or