frans D4 en route 2 extra Flashcards
1
Q
mislukken
A
échouer
2
Q
nabijgelegen dorpen
A
les villages proches
3
Q
omstandigheden
A
circonstances
4
Q
neerslag
A
précipitations
5
Q
verwachting
A
une attente
6
Q
slopen
A
démolir
7
Q
breken
A
casser
8
Q
middelen
A
des moyens
9
Q
schade
A
des dégâts
10
Q
onvoorzien
A
imprévisible
11
Q
landbouw
A
agricole
12
Q
schadelijke producten
A
produits nocifs
13
Q
ten gevolge van
A
suite aux
14
Q
te wijten aan
A
dues
15
Q
thuis
A
domicile
16
Q
ontsnappen/vrijkomen
A
échapper
17
Q
bedreiging
A
une menace
18
Q
verplicht zijn
A
être oblige de
19
Q
gemiddelde
A
moyenne
20
Q
oppervlak
A
la surface
21
Q
een onweer (bliksem & donder)
A
un orage
22
Q
bliksem
A
un éclair, la foudre
23
Q
donder
A
le tonnerre
24
Q
de omvang
A
l’ampleur
25
Q
ondersteboven gekeerd
A
renversées
26
Q
ondergelopen
A
inondées
27
Q
modderige
A
boueux
28
Q
borstels
A
balais