engels voc folder 7 p307-312 Flashcards
een lichaamsdeel
a body part
een lip
a lip
een operatie
an operation/surgery
pijn
pain
een tong
a tongue
blind worden
to go blind
een arm
an arm
een buik
a belly
een kaak
a cheek/jaw
een borst
a chest / a breast
een kin
a chin
een oor
an ear
een voorhoofd
a forehead
een knie
a knee
een mond
a mouth
een neus
a nose
een schouder
a shoulder
een keel
a throat
een kont
an ass/ a bottom/ a bum
een rug
a back
een kuit
a calf
een elleboog
an elbow
een haar
a hair
een hoofd
a head
een heup
a hip
een been
a leg
een nek
a neck
een dij
a thigh
een vinger nagel
a fingernail
een hand
a hand
een wijsvinger
an index finger
een pink
a pinkie/pinky
een middelvinger
a middle finger
een ring vinger
a ring finger
een duim
a thumb
een pols
a wrist
een enkel
an ankle
een voet
a foot
een hiel
a heel
een teen
a toe
een teen nagel
a toenail
een oog
an eye
een wenkbrauw
an eyebrow
een wimper
an eyelash
een ooglid
an eyelid
een crème/zalf
a cream
een verplichting
an obligation
een pil
a pill
een puist
a pimple
de huid
the skin
een puist
a spot
smeren/aanbrengen
to apply
uitknijpen
to pop
een litteken geven
to scar
ontstoken
to get infected
ernstig
severe
een ziekhuis
a hospital
een litteken
a scar
een verband doen om/verbinden
to bandage up
alcoholgel
alcohol gel
een verband
a bandage
een reinigingsdoekje
a cleansing wipe
watten
cotton wool
ontsmettingsspray
disinfectant spray
dun verband
a dressing
ehbo-kit
first aid kit
een ijspak
an ice-pack
een plijster
a plaster/ a Band-Aid
veiligheidsspelden
safety pins
plakband
sticky/adhesive tape
een strip met pijnstillers
a strip of painkillers
een tablet (pil)
a tablet
een termometer
a thermometer
een pincet
tweezers
a blaar 3
a blister, blistered, to blister
bloed 3
blood/a bleeding, bloody, to bleed
een breuk 3
a break, broken, to break
een blauweple/kneuzing 3
a bruise/bruising, bruised, to bruise
een buil 2
a bump, to bump
een brandwond 3
a burn, burnt, to burn
een snee 3
a cut, cut, to cut
uit de kom 3
a dislocation, dislocated, to dislocate
een breuk 3
a fracture, fractured, to fracture
een schaafwond 3
a graze, grazed, to graze
een infectie 3
an infection, infected, to infect
een blessure 3
a injury, injured, to injure
een schart 3
a scratch, scratched, to scratch
een verstuiking 3
a sprain, sprained, to sprain
een steek 2
a sting, to sting
een zwelling 3
a swelling, swollen, to swell
omgeslaan 2
twisted, to twist
een wonde 3
a wound, wounded, to wound
een allergie
an allergy
een afspraak
an appointment
rugpijn
a backache
een beet
a bite
een verkoudheid
a cold
een klacht
a complaint
een hoest
a cough
diarree
diarrhoea
een ziekte
a disease /an illness
koorts
a fever
de griep
the flu
een voedselvergiftiging
food poisoning
een huisdokter
a GP
hoofdpijn
a headache
een medicijn
a medicine / a medication
een bloedneus
a nosebleed
een verpleger / verpleegster
a nurse
een voorschrift
a prescription
een loopneus
a runny nose
een nies
a sneeze
een symptoom
a symptom
een behandeling
a treatment
ademen
to breathe
hoesten
to cough
genezen
to cure
onderzoeken
to examine
niezen
to sneeze
behandelen
to treat
overgeven
to throw up / to vomit
allergisch
allergic
duizelig
dizzy
ziek
ill / sick
pijnlijk
sore
van streek
upset
je boeddruk nemen
to check your blood pressure
je temperatuur meten
to take your temperature
een mondmasker
a face mask
een toestemming
a permission
een apotheker
a chemist / a pharmacist
een apotheek
a pharmacy / a chemist’s (shop)
een mogelijkheid
a possibility
een verbod
a prohibition
toestaan
to allow
verbieden
to forbid
een bekwaamheid, een capaciteit
an ability
een contactlens
a contact lens
een handicap
a disability
een verzoek
a request
braille
braille
krukken
crutches
een leidingshond
a guide dog
hooftoestel
a hearing aid
gebarentaal
sign language
een looprek
a walking frame
een loopstok
a walking stick / a white cane
een rolstoel
a wheelchair
doof
deaf
gehandicapt
disabled
stom, stemloos
mute