nederlands spreekwoorden en uitdrukkingen Flashcards
zijn woorden inslikken
zijn woorden niet uitspreken
van de hak op de tak springen
telkens een nieuw onderwerp aansnijden, onsamenhangend spreken/schrijven
tegen iemands schenen schoppen
iemand beledigen of kwetsen
er geen speld tussen krijgen
geen gelegenheid krijgen in een gesprek ertussen te komen
de knoop doorhakken
een beslissing nemen
iets uit zijn duim zuigen
iets verzinnen
de gulden middenweg kiezen
in een (conflict)situatie niet voor de uitersten kiezen, maar voor een tussenvariant
over koetjes en kalfjes praten
over oppervlakkige, onbeduidende zaken praten
de draad kwijt zijn
niet meer weten, hoe men verder moet gaan
rond de pot draaien
niet direct zeggen wat men bedoelt
in goede banen leiden
ervoor zorgen dat iets goed verloopt
er geen doekjes om winden
direct zeggen waar het op staat
iemand aan de tand voelen
iemand ondervragen, proberen iemand informatie te ontfutselen
het been stijf houden
volhouden, niet toegeven
aan iemands lippen hangen
zeer aandachtig luisteren