duits die Freizeit L3 Flashcards
1
Q
de televisie (als toestel)
A
der Fernseher
2
Q
het toestel, het apparaat
A
der Apparat(e)
3
Q
het detectiveverhaal
A
der Krimi(s)
4
Q
de film
A
der Film(e)
5
Q
de computer
A
der Computer, der Rechner
6
Q
het programma (op tv)
A
die Sendung(en)
7
Q
de cd
A
die CD(s)
8
Q
de stereo-installatie
A
die Stereoanlage(n)
9
Q
de camera
A
die Kamera(s)
10
Q
de muziek
A
die Musik
11
Q
de krant
A
die Zeitung(e)
12
Q
het tijdschrift
A
die Zeitschrift(en)
13
Q
het e-mailadres
A
die E-Mailadresse(n)
14
Q
de radio
A
das Radio(s)
15
Q
het toestel
A
das Gerät(e)
16
Q
de gsm
A
das Handy(s)
17
Q
het boek
A
das Buch(“er)
18
Q
de hobby
A
das Hobby(s)
19
Q
het muziekinstrument
A
das Musikinstrument(e)
20
Q
de televisie (als begrip)
A
das Fernsehen
21
Q
wat is er vanavond op televisie?
A
was gibt es heute Abend im Fernsehen?
22
Q
het nieuws
A
die Nachrichten (pl)
23
Q
de media
A
die Medien (pl)
