godsdienst : bijbelse uitdrukkingen Flashcards

1
Q

De hand in eigen boezem steken

A

Je eigen fouten of tekortkomingen erkennen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een wet van Meden en Perzen

A

Een regel waar je niet van afwijkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Weten waar Abraham de mosterd haalt

A

Weten wat er in de wereld te koop is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De Benjamin zijn

A

De jongste zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een judas zijn

A

Een verrader zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Iets met de mantel der liefde bedekken

A

Iets niet erg vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een roepende in de woestijn

A

Iemand die waarschuwt maar niet gehoord wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een Babylonische spraakverwarring

A

Een situatie waarin niemand elkaar begrijpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Parels voor de zwijnen werpen

A

Iets waardevols geven aan iemand die het niet waardeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een steen des aanstoots

A

Iets of iemand waar je je aan ergert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geen jota (of tittel) van iets begrijpen

A

Helemaal niets begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoogmoed komt voor de val

A

Arrogantie leidt vaak tot een nederlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De geest is gewillig, maar het vlees is zwak

A

De intentie is er wel maar de uitvoering schiet tekort door
menselijke zwakheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly