frans bescherelle 86-103 Flashcards
1
Q
schilderen
A
peindre
2
Q
bereiken
A
atteindre
3
Q
uitdoven
A
éteindre
4
Q
vrezen
A
craindre
5
Q
beklagen
A
plaindre
6
Q
klagen, zich beklagen
A
se plaindre
7
Q
bereiken, samenvoegen
A
joindre
8
Q
zich voegen bij
A
rejoindre
9
Q
naaien
A
coudre
10
Q
oplossen
A
résoudre
11
Q
breken
A
rompre
12
Q
slaan
A
battre
13
Q
vechten
A
se battre
14
Q
(terug)zetten, (terug)leggen
A
(re)mettre
15
Q
begaan
A
commettre
16
Q
toegeven
A
admettre
17
Q
uitzenden
A
émettre
18
Q
toestaan
A
permettre
19
Q
beloven
A
promettre
20
Q
overwinnen
A
vaincre
21
Q
overtuigen
A
convaincre
22
Q
kennen
A
connaître
23
Q
verschijnen
A
apparaître
24
Q
verdwijnen
A
disparaître
25
lijken, schijnen
paraître
26
herkennen
reconnaître
27
geboren worden
naître
28
besluiten
conclure
29
uitsluiten
exclure
30
insluiten
inclure
31
volgen
suivre
32
achtervolgen
poursuivre
33
(be)leven
vivre
34
opnieuw (be)leven
revivre
35
overleven
survivre