engels unit 1 file 2-4 Flashcards
een chirurg
a surgeon
mulitasken
to multitask
een operatiezaal
an operating theatre
essentieel
vital
een operatie
surgery
geen gemakkelijk leven hebben
to not have an easy ride
ongeneeslijk
incurable
verwerken
to come to terms
tegenkomen
to cross paths with
behouden
to preserve
op een slappe koord dansen
to walk a tightrope
afstemmen op
to tailor
redenering
reasoning
uiteindelijk
eventually
een misvatting
a misconception
vee
livestock
uitstoot van broeikasgassen
greenhouse gas emissions
baanbrekend
groundbreaking
eiwit, proteïne
protein
een voedingspatroon
a diet
voeding
nutrition
plantaardig
plant-based
omkeren
to reverse
hoofdzakelijk
predominantly
een vraag, een eis
a demand
kweekvlees, laboratoriumvlees
cultured meat
afgeleid/iets afleiden
derived/to derive
een natuurlijke hulpbron
a natural resource
niettemin, (maar) toch
nonetheless
een vooruitzicht
a prospect
een jong, innovatief bedrijf
a start-up
een punt
a full stop
een komma
a comma
een uitroepteken
an exclamation mark
een vraagteken
a question mark
een dubbele punt
a colon
een puntkomma
a semicolon
een gedachtestreepje
a dash
een beletselteken
an ellipsis
zijn petje te boven gaan
to be out of one’s depth
vertrouwd zijn met
to be acquainted with
onwetendheid
ignorance
in het duister tasten
to be in the dark
ergens iets van zeggen, (zich) uitspreken
to speak up
iets in zich opnemen, onthouden
to take something in
bekwaamheid
proficiency
verstaanbaar
intelligible
iets kennen als zijn broekzak
to know something like the back of one’s hand
beweren
to assert
ergens veel vanaf weten
to know a thing or two about something
binnensmonds mopperen
to mutter