engels voc folder 3 p145-146 Flashcards
1
Q
huiselijk geweld
A
domestic violence
2
Q
een vuurwapen
A
a gun
3
Q
een inbraak in huis
A
a home invasion
4
Q
een moordwapen
A
a murder weapon
5
Q
vergif
A
poison
6
Q
een eigendom, een pand
A
a property
7
Q
onthoofden
A
to decapitate
8
Q
verdrinken
A
to drown
9
Q
ophangen
A
to hang
10
Q
vergiftigen
A
to poison
11
Q
schieten
A
to shoot
12
Q
neersteken
A
to stab
13
Q
wurgen
A
to strangle
14
Q
verstikken
A
to suffocate
15
Q
weerzinwekkend
A
gruesome
16
Q
vlekkeloos
A
immaculately
17
Q
grondig
A
thorough
18
Q
een aanrijding meemaken
A
to be hit in a car crash
19
Q
zelfmoord plegen
A
to commit suicide
20
Q
een slag (op het hoofd) krijgen
A
to receive a blow (on the head)
21
Q
een hartaanval krijgen
A
to suffer a heart attack
22
Q
een kruidenier
A
a grocer
23
Q
smeken
A
to beg
24
Q
grijpen
A
to catch
25
vertrekken
to depart
26
stamelen
to mutter
27
afwijzen
to reject
28
(over)blijven
to remain
29
naaien
to sew
30
breken
to smash
31
fluisteren
to whisper
32
verzorgd worden
to be looked after
33
iemand een dienst bewijzen
to do someone a favour
34
zorg dragen voor
to take care of