nederlands : leenwoorden & bastaardwoorden Duits, Engels, Frans, Italiaans Flashcards
1
Q
overeenkomen zonder overeenstemming
A
agree to disagree
2
Q
het moment waarop je een nieuw inzicht verkrijgt
A
aha-erlebnis
3
Q
onderhoudsgeld
A
alimentatie
4
Q
ziekenwagen
A
ambulance
5
Q
herrie, opschudding
A
amok
6
Q
op zich
A
an sich
7
Q
verengelsing (van een taal)
A
anglificatie
8
Q
jonge rebel
A
angry young man
9
Q
beroerte
A
attackske
10
Q
kwajongen
A
belhamel
11
Q
de jongste
A
benjamin
12
Q
grote ramp
A
calamiteit
13
Q
Frans lied
A
chanson
14
Q
kwestie die zo belangrijk en gevoelig is dat de leidinggevende er zelf over moet beslissen
A
chefsache
15
Q
gemeenschappen
A
civilisaties
16
Q
behoudsgezind
A
conservatief
17
Q
besmetting
A
contaminatie
18
Q
vrienden
A
copains
19
Q
overvloedig, rijkelijk
A
copieuze