9/4-Aristoteles prakt fil/pol fil Flashcards

1
Q

Waarop is politieke filosofie gebaseerd?

A

Phronesis; rekening houden met variabele omstandigheden (immers: had feiten verzameld over 158 constituties van stadstaten).

p130

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe conceptualiseert A de staat?

A
  • mens is een sociaal wezen (zoion politikon).
  • ontplooiing vd mensel natuur dus niet los van soc verband.
  • natuurlijke vorm is stadstaat/polis
  • Is klein / natuurl grens aan grootte vd staat
    en is zelfvoorzienend / autark MAAR niet meer burgers dan in volksvergadering/leger toegesproken kunnen worden. Kenden elkaar om verantwoord magistraten te kunnen kiezen (face-to-face society).
  • Veelomvattende staat: was zowel staat als gemeenschap, niet alleen institutie. Doel was beschermen van burgers en goede levens burgers te bevorderen ==> bekommert zich om deugden, dus meer dan minimale opvatting (sofisten als Lycophron).
  • aard en functie van polis is onderwerp vd pol filosofie (‘goede leven vd gemeenschap’).
    ==> ligt in verlengde van ethiek; bij nat streven vd mens naar het goede leven hoort een leven in gemeenschapsverband.

p131

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe classificeert A in Politica de mogelijke staatsinrichtingen?

A

Twee criteria:
1 - het aantal machthebbers
2 - regeren deze in eigen- of groepsbelang?

Aldus zes constituties:
GOEDE (alg belang)
a) monarchie (1 pers ad macht)
b) aristocratie (enkelen)
c) constitutie (velen)

SLECHTE

d) tirannie (1 machthebber)
e) olichargie (enkelen)
f) democratie (velen)

p131

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

A zag in dat de classificatie van staatsvormen niet de praktijk dekt. Waarom niet?

A

A - meest voorkomend: olichargie en democratie

B - oppositie van deze twee valt niet samen met oppositie enkele/velen maar meer rijken/armen.

==> in praktijk wordt verschillend gedacht over wat een rechtvaardige verdeling vd macht is.

p132

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer is er vlgs A een rechtvaardige verdeling vd macht?

A

Als gelijke porties aan gelijken worden toebedeeld en ongelijke aan ongelijken.
MAAR: mensen moeten dan zelf bepalen wat (on)gelijk is en mens slechte beoordelaar v zichzelf.

A brengt tegen democratie en olichargie in: doelstelling v polis is het goede leven te verzekeren vd gemeenschap, DUS enige ongelijkheid is de verschill mate waarin mensen tot dit doel kunnen bijdragen (verdienste is criterium ipv rijkdom of vrijheid).

p132

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoewel A de voorkeur geeft aan de monarchie en aristocratie, onderkent hij de nadelen ook. Hoe?

A
  • massa mag niet het gevoel krijgen buiten spel te staan.
  • principiele voordelen democr systeem: velen weten meer dan 1; massa in staat om effecten van daden v magistraten te beoordelen. Niet iedereen geschikt voor uitv functies, maar voor controlerende functie id volksvergadering waarsch wel.

p132

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vindt A dat de ideale staatsvorm altijd moet worden ingevoerd?

A

Nee, phronesis moet omstandighdn beoordelen en in beslissingen verdisconteren. Neveneffecten ve ideale staatsvorm moeten meewegen.

Bestaande staatsvormen kunnen niet zomaar tot ideale staatsvorm omgevormd worden, maar kunnen wel verbeterd worden. Bv democratie is niet ideale staatsvorm maar argumenten kunnen onder bep omstandigheden doorslaggevend zijn.

p133

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aristoteles’ pol filosofie heeft een moderne echo gekregen in MacIntyre en Van Tongeren. Wat vinden zij?

A

Pol gemeenschap moet meer zijn dan contract tussen individuen om elkaar niet te schaden (verwijt aan liberalisme: atomaire individuen, geen oog voor onderl verantwoordelijkh).

MacIntyre bepleitte orientatie op kleinere gemeenschappen (vgl polis).
Van Tongeren: deugdethiek weer onder aandacht gebracht.

p134

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf kort de twee deugden welke Aristoteles onderscheidt.

A

1) Verstandsdeugden (dianoetische)
2) Karakterdeugden

Beide zijn vormen van excellentie (arete = goed functioneren).

1: excell v verstandelijke vermogens (kennis of episteme/wetensch), nous (inzicht) of praktisch verstand (phronesis)
2: voortreffelijk gevormd karakter. Is neiging/gesteldheid (dispositie) tussen twee extreme neigingen/gesteldheden (bv dapper tussen roekeloos en laf).

p135/217 zelftoets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly