19-Descartes/mechanicisme dualisme Flashcards

1
Q

Waarom is het derde deel vh Discours moeilijk leesbaar?

A
  • vnl natuurk en fysiologische denkbeelden die 17eS discussies betreffen (en verdrongen door denkbeelden Newton).
  • presentatie denkbeelden nogal vaag.
  • filosofische vooronderstellingen achter deze denkbeelden door D mondjesmaat en nogal onvoll naar voren gebracht.

p75

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op welk vlak heeft D grote invloed gehad?

A

Niet door zijn wetensch inzichten.
Wel door zijn zelfbewuste en visionaire manier waarop hij in fil geschriften (anti-arist en math) geest v dit denken heeft vertolkt.
Heeft mod denken tot hedendaags mens-/wereldbeeld in ban gehouden.

p75

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

SUBSTANTIES

Wat verstaat D onder een substantie?

A

Iets dat op zichzelf kan bestaan. Strikt genomen maar 1: God. Rest is afhankelijk van God.

Doorgaans door D minder strikt gebruikt: geschapen en ongeschapen (God) substanties.

p76

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

SUBSTANTIES

Wat is een attribuut vlgs D?

A

Eigenschap ve substantie, kan niet op zichzelf bestaan.

Bv denken kan niet op zichzelf bestaan, dus attribuut van ding/substantie dat denkt.

p76

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

SUBSTANTIES
Vlgs D is hij een substantie waarvan hele wezen en natuur niets anders is dan denken en geen plaats nodig heeft om te bestaan noch afh is van iets stoffelijks. Hoe beargumenteert hij dit?

A
  • vd ziel (denkende substantie) hebben we helder en welondersch idee.
  • elk ding dat we welondersch ve ander ding kunnen denken, kan onderscheiden v dat andere ding bestaan.
  • dus kan ziel (denkende subst) werkelijk gescheiden en onafh van lich bestaan (dwz God kan ziel scheppen zonder daar noodz een lich voor te scheppen).

Denkende substantie of ziel is zelfgenoegzaam: complete idee van complete substantie.

Incompleet idee: niet helder/welondersch, bijv idee van twijfelen, verbeelden, willen, gewaarworden, voelen etc. Zijn niet welondersch of onafh van ‘denken’. Zijn bestaanswijzen/modi van ‘denken’.

Elke substantie heeft een hoofdattribuut dat het wezen v die substantie uitmaakt en waarvan alle andere attributen als modi afhankelijk zijn (ic ziel is substantie, denken hoofdattribuut/wezen; wordt in alle attributen vd ziel/modi verondersteld).

p77

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

SUBSTANTIES

Waarop berust onze kennis van het wezen van stoffelijke voorwerpen?

A

Niet zintuigelijk waarnemen maar inzien met zuiver en aandachtig verstand (intuition), op een heldere en welondersch idee in de ziel.

Dus: denken is hoofdattribuut/wezen ve ziel (denkende substantie); meetkundige uitgebreidh vh hoofdattribuut/wezen ve lichaam (uitgebr substantie/res extensa).

Grootte, vorm. beweging, ligging etc zijn modi van uitgebreidheid. Substantie, hoofdattrib, modus, zelfstandigheid, afhankelijkheid, (in)compleetheid ook hier van toepassing: ook complete idee van complete substantie.

p78

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

SUBSTANTIES
D reduceert stoffelijke werkelijkheid als het kwantitatieve. Wat is de status van waarneemb kwalitatieve bepalingen (geur, smaak, warmte etc)?

A

Kwal bepalingen bestaan niet stoff werkelijkheid buiten denken, maar alleen in de ziel (gewaarwordingen vh bewustzijn, dus modi van denken). Ahw tekens/symbolen die kwant eigenschappen van stoff dingen vertalen/aanduiden zonder dat ze meer gelijkenis mee hebben dan woorden met de dingen waarnaar ze verwijzen (Boyle, Locke: secundaire kwaliteiten).

Primaire kwaliteiten = kwant eigenschappen die wel aan stoff dingen zelf toekomen.

p78

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

SUBSTANTIES

Waarom bezitten zintuigelijke waarneemb kwaliteiten vlgs D geen obj realiteit?

A

We kennen zintuigelijk waarneemb kwal bepalingen een bestaan toe dat onafh is van ons bewustzijn (honger, pijn): niet welondersch maar confus. D: is niet in lichaam maar in bewustzijn.

D tracht tot zuiver mathematische natuurwetensch te komen. Alle veranderingen in de stoff werkelijkh zijn uiteindelijk alleen maar veranderingen van plaats: het zijn lokale bewegingen van deeltjes van uitgebreidheid door druk en stoot.
=> mechanicisme; wereld een mechaniek dat door God in beweging is gezet (itt arist: zintuigelijk waarneemb kwaliteiten vd dingen belangrijk).

p79

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

MECHANICISME
Vlgs D bestaat het wezen vd stoff lichamen in uitgebreidheid; materie vereenzelvigd met ruimte. Waarop berust het onderscheid tussen de versch, onderling onafh lichamen die we waarnemen (bv sterren). Materie als ruimte verklaart nog niet de gescheidenheid van objecten. Hoe lost D dat op?

A

Zo ontstane delen bewegen tov elkaar.
God heeft beperkt aant begincondities geschapen; dan is wereld resultaat van ontwikk proces vanuit dat beperkte aant begincondities (‘natuurwetten’).

Begincondities zijn:
1. scheppen van vold materie die geen andere eigenschappen heeft dan die wij er helder en welondersch van kennen, nl uitgebreidheid en de modi van uitgebreidheid.

  1. willekeuring in beweging brengen v delen vd materie tov lekaar zodat chaos ontstaat.
  2. Natuurwetten:
    a. totale hoeveelheid beweging in de wereld blijft constant.
    b. in de delen materie/lichamen verandert niets tenzij door een uitwendige oorzaak (botsing/wrijving).
    c. elk lich streeft naar rechtlijnige beweging.
    d. bep botsingswetten.

b + c = wet van de traagheid/inertie.

p80

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

MECHANICISME
Als D ‘vormen’ zegt dan bedoelt hij hylemorfisme. Wat bedoelt hij daarmee en is dat anders dan Aristoteles’ hylemorfisme?

A

Hyle = stof / morphe = vorm.

Aristoteles:
Alle stoffelijke lichamen bestaan uit twee beginselen:
- stof en vorm;
- samenstellende beginselen;
- kunnen alleen samen bestaan;
- uitsluitend in datgene dat ze samenstellen.

Stof = beginsel van passiviteit en bepaalbaarheid;
Vorm = beginsel van activiteit en bepaling (stof wordt bepaald tot dit/dat ding: aard/natuur vh stoff ding).
Daarom vorm ook verantw voor alle wezenl eigenschappen en nat gedragingen ve stoff ding => observeren v nat eigenschappen/gedragingen, dan doordringen tot natuur/wezen/vorm v dat ding.

Descartes diametraal verschillend met A:
Mechanicisme gaat uit van uniforme materie; uit zichzelf inert en initiatiefloos. Bewegingen/gedragingen alleen te verklaren door uitw oorzaken (bv druk, stoot, wrijving, botsing). Zielloze en werktuigelijke bewegingen.

D wil wereld integraal afleiden uit bestaan van inerte materie en beperkt aant bewegingswetten.

p81

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

MENSEL LICHAAM

Past bezieling in denken van Descartes?

A

Nee, stamt uit arist natuurfilosofie.

p81

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

MENSEL LICHAAM

Op grond van de begincondities kan bestaan van mensen en dieren niet afgeleid worden. Hoe doet D dat wel?

A

Nieuwe begincondities:

  1. God schiep een menselijk lichaam;
  2. Geheel onbezield, zonder redelijke / vegetatieve / sensitieve ziel;
  3. Wel voorzien ve hart met een ‘vuur zonder licht’.

Hieruit leidt D de lichaamsfuncties af die we uitvoeren zonder erbij na te denken. Hierin verschilt mens niet van dier.

Hieruit niet de functies af te leiden die afh zijn van bewustzijn/denken. Deze zijn enige die echt menselijk te noemen zijn. Kon D pas verklaren vanuit veronderstelling dat god een redelijke ziel had geschapen die hij op een bep manier met lich had samengevoegd.

p82

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

MENSEL LICHAAM

Wat is het dualisme van Descartes?

A

Arist: mens is 1 substantie (ziel en lichaam zijn onzelfst beginselen, vorm & materie, die van nature op elkaar zijn aangelegd en aangewezen.

Descartes: mens is samenstel van twee wezenl versch substanties, die niets met elkaar gemeen hebben, uit zichzelf niet met elkaar verbonden zijn en ook voll onafh van elkaar kunnen bestaan.
God moet voor scheppen ve mens iets extra’s doen: beh ziel en lichaam, ook verbinding van ziel met lich.

p83

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

MENSEL LICH
Aristoteles’ verklaring voor gedragingen (levensverrichtingen) v levende wezens doet beroep op stof en vorm (hylemorfisme). Ziel is beginsel van leven en levensfuncties.
Dus drie zielen/niveaus/levensfuncties:
- planten/vegetatieve ziel: bv stofwisseling, groei, voortplanting;
- dieren/sensitieve ziel: zelfbeweging, zint waarneming, begeerte;
- mensen/rationele ziel: denken, willen.

Hoe verklaart D de levensfuncties?

A

Vegetatieve en sensitieve geheel mechanicistisch (= uitgebreidheid en beweging).

Maar rationele/bewuste functie onmogelijk van een mechaniek, maar uitsl vanuit de redelijke ziel of een verbinding vh lichaam met een ziel.
Lastig: hoe zit die wisselwerking in elkaar als twee substanties niets gemeen hebben? (fil antropologie).

p84

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

DIER

Waarom betoogt D nogal uitgebreid over de werking vh hart ende bloedsomloop?

A

Zijn mechanicistische verklaring is een overtuigend bewijs van zijn stelling dat het aannemen van zoiets als een sensitieve ziel overbodig is.

p84

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

DIER

Hoe moeten alle verrichting van het dierlijk en menselijk lich vlgs D begrepen worden?

A

Als functies ve automaat of machine (bete-machine), wil komt er niet aan te pas. Machine, die geen enkele vorm van bewustzijn heeft.
Door God gemaakt dus beter dan wat een mens had kunnen bedenken.

p84

17
Q

DIER

Hoe onderscheiden mensen zich van robots, vlgs D?

A
  1. De robots zouden niet echt taalvaardig zijn: kunnen geen eigen gedachten uitdrukken of betekenissen te verstaan en erop te antwoorden.
    - papegaaien niet bewust dat ze wat zeggen.
    - doofstom vanaf geboorte: niet de benodigde organen, maar wel verstaanbaar kunnen maken met tekens.
  2. Ze handelen niet obv inzicht maar werktuigelijk.
    - dieren zijn in sommige zaken meer bedreven dan mensen maar in andere zaken geheel onbedreven.
    - uurwerk kan beter uren tellen maar heeft geen verstand/inzicht.
    => D stelt to specialisme v bep dieren/automaten het universele karakter vd rede.

p86

18
Q

EENHEID MENS
Hoe verklaart D dat de twee substanties, die van nature niks gemeenschappelijks hebben, met elkaar verbonden zijn en in wisselwerking staan?

A

Ze vormen een hechte (substantiele) eenheid:

  • D oneens met platoonse metafoor dat ziel stuurman ve schip is; dat verklaart nl niet intense gevoelens (honger, dorst, pijn).
  • Dat zijn doorleefde ervaringen, waarin innige betrokkenh van ziel bij lichaam zich openbaart.

Het blijven overigens modi van denken, onstoffelijk en kunnen onafh van lichaam bestaan. Dus dualisme blijft overeind EN eenheid van lichaam en ziel (laatste is onloochenbaar gegeven vd ervaring).
D: verstand kan niet tegelijkertijd het onderscheid en de eenheid v ziel en lichaam bevatten.

p88

19
Q

EXPERIMENT

Gelooft D dat de fysica experimenten nodig heeft?

A

Hij lijkt alles op te willen lossen met wiskunde, maar hij gelooft dat onderzoek naar feiten onontbeerlijk is.

p88

20
Q

EXPERIMENT

Welke volgorde gebruikte D bij zijn onderzoek?

A
  • beperkt aant oorzaken/begincondities: afleiden gevolgen.
  • gevolgen minder algemeen/meer bijzonder: mogelijk om vanuit 2 oorzaak meer gevolgen af te leiden.
  • in dat geval: omgekeerde volgorde: redeneren vanuit feitelijke gevolgen, doordringen in oorzaken.
  • dus ervaring en experimenten nodig.
    • kun je niet in je eentje, alhoewel met eigen handen zeer profijtelijk vlgs D.

p89

21
Q

EXPERIMENT

D behandelt experimenten toch wat minachtend. Waarom?

A

D vindt dat hij over de juiste verklaringsbeginselen en het juiste deductiemodel beschikt.
Experiment is van mindere rang, heeft geen andere functie dan vast te stellen welke vd mogelijke (rat deduceerbare) gevolgen feitelijke gerealiseerd is.

Geloofde dat experimenteel onderzoek alleen maar zinvol was obv een goede theorie (‘waarheid kennen voordat exper uitgevoerd wordt’. Eigenl: goed doordachte hypothese/theorie).

p90

22
Q

Wat is het onbetwijfelbare uitgangspunt vd fil van D?

A

‘Ik denk, dus ik besta’

p91/278 zelftoets1

23
Q

Hoe luidt het waarheidscrit en waarin is de geldigh vh crit uiteindelijk gefundeerd?

A

Als we HELDER en WELONDERSCHEIDEN kunnen denken is het waar. Is gefundeerd in Gods volmaaktheid.

p91/278 zelftoets2

24
Q

Hoe weet D zeker dat de ziel onafh vh lich kan bestaan?

A

Omdat de idee die we vd ziel hebben een complete idee is. Niets in die idee dwingt ons aan iets stoffelijks te denken. Een denkende substantie of ziel is volkomen zelfgenoegzaam.

p91/278 zelftoets3

25
Q

Wat is vlgs D het wezen vh stof?

A

Uitgebreidheid in lengte, breedte en diepte. Uitgebreide substantie (tegenover denkende substantie).

p91/278 zelftoets4

26
Q

Wat wordt bedoeld met het dualisme van D?

A

Dualisme van lich en ziel. De mens is een samenstelling v twee substanties die wezenl van elkaar verschillen en onafh van elkaar kunnen bestaan.

p91/278 zelftoets 5

27
Q

Waarom is het onmogelijk inzicht te krijgen in de vereniging v ziel en lichaam?

A

De filosofie heeft juist inzicht ih wezenlijke onderscheid van ziel en lichaam. De mensel geest is niet in staat tegelijkertijd het onderscheid EN de vereniging v ziel en lich te begrijpen, want daartoe moeten ze tegelijkertijd als 1 en als 2 dingen begrepen worden, en dat is onmogelijk.

p91/278 zelftoets6