2/1-Plato Flashcards
Waarom is de totstandkoming van de Griekse filosofie bijzonder?
De Griekse filosofen maakten niet deel uit van een machtige priesterklassie, noch kenden zij een centrale staat (maar stadstaatjes). Zij braken met de traditie waarin mythische verklaringen voor natuurverschijnselen gezocht werden en namen hun eigen conclusies en observaties van de natuur als uitgangspunt.
In Griekenland was het mogelijk vrijuit te filosoferen (zonder godsd/praktische eisen). Zoeken naar theoretische kennis kon doel op zich zijn, dus onbelemmerde ontwikk van wijsgerige theorieen en fil scholen.
Plato (429-347 vC) en Aristoteles (384-322 vC) ontwikkelden omvangrijke en veelzijdige filosofie en eigen scholen.
p33
Onder welke historische omstandigheden moet de vorming van Plato bezien worden?
Door de democratisering door Pericles in Athene, was er behoefte aan algmene politieke vorming van de vrije burgers, want meer actieve deelname in de volksvergaderingen. Sofisten (rondreizende leraren) voorzagen in die behoefte, maar waren volgens P quasi-ondeskundig en gebruikten schijnargumenten en drogredenen, geen waarlijk inzicht (behalve Socrates, vlg P).
p36
Welke invloed had Socrates op P?
- veroordeling en terechtstelling Socr keerde P zich af van het democr bewind/politiek van Athene.
- Socr belichaming van wijsgerig zoeken naar ware kennis en inzicht in het goed, wat leidraad biedt voor juiste wijze van leven.
- Alleen als leiders luisteren naar ware wijsbegeerte ipv eigenbelang en machtswil is een einde aan onrecht en kwalen van staten mogelijk.
p36
Welke thema’s hielden P levenslang bezig?
De juiste inrichting van de staat en een rechtvaardige samenleving. Boeken ‘Staat’ en ‘Wetten’.
p36
Wat was de Academie van Plato (388 vC)?
Gemeenschap van geleerden en filosofen op relig grondslag.
- Wetensch onderzoekingen
- lessen
- gemeensch discussies
Geinspireerd door overtuiging dat een juiste wijze van leven alleen mogelijk is vanuit streven naar echte kennis en inzicht in ware werkelijkheid (wijsgerig levensideaal).
p37
Wat kenmerkt het denken van het ontstaan van de Griekse filosofie?
- Hun aandacht was gericht op natuurverschijnselen (‘natuurfilosofen’).
- Zochten rationele verklaringen ipv reli-myth.
- Streven om veelheid van verschijnselen te herleiden tot eerste beginsel dat aan alles ten grondslag lag (Thales van Milete: geheel der dingen heeft oorsprong in water)
- Zoeken naar gelijkblijvend beginsel leidde ook ertoe om het constante in voortdurende verandering te zien (Heraclitus van Ephesus en Cratylus: het onophoudelijke vh vuur symboliseert de onophoudelijke beweeglijkheid der dingen die voortdurend in elkaars tegendeel overgaan en telkens anders worden).
- Plato via Cratylus: zichtb werkelijkheid voortd aan verandering onderhevig; daardoor is zekere kennis over zichtb werkelijkh onmogelijk. Zekere kennis betekent volgens P dat object van kennis een vaste en blijvende identiteit heeft.
p38
Welke drie invloeden zijn van belang in Plato’s vorming als filosoof?
1) Heraclitus/Cratylos: zichtbare werkelijkheid is aan constante verandering onderhevig
2) Parmenides: ‘het zijn is en het niet-zijn is niet’
3) Socrates: ideeen (uit transcendente ideeenwereld) in geldige definities vangen = ideale waarheid.
p39
Wat is de opvatting van Parmenides tav het ‘zijn’ en welke invloed had hij op Plato?
Griekse cultuur gekenmerkt door pos waardering v orde en maat (afgerond, duidelijk afgebakend, blijvend –> reeel en kenbaar)
Parmenides: extreme vorm - het ‘zijn’ is een afgesloten en ondeelbare bolvormige eenheid, die iedere wording en verandering uitsluit. Wording is mengvorm van zijn en niet-zijn, op weg naar zijn –> elke vermenging/mogelijkh tot verandering is uitgesloten.
Er zijn twee tegengestelde werelden:
- zintuigelijke waarneming
- intelligibele ware werkelijkheid (alleen door verstand kenbaar)
Plato: ‘zijn’ is 1 en onveranderlijk van Parmenides beslissend voor P’s opvatting vd (zelfstandig bestaande) intelligibele wereld van de Ideeen ==> alleen kennis mogelijk van onveranderlijke objecten.
p39
Welke opvattingen van Socrates neemt P over?
Socrates zocht naar het algemene en de definitie van opvattingen over moraal en handelen (bv deugd); het gelijkblijvende Idee van rechtvaardigheid op sporen.
Aristoteles (leerl P) zegt: procede van vorming van definities heeft geen betrekking op zintuigelijke waarneming, want kan onmogelijk betrekking kunnen hebben op waarneembare (dus: veranderlijke) dingen.
Plato: heeft feitelijk bestaan van Ideeen, die corresponderen met geldige definities, aangenomen obv Socrates’ aandacht voor alg geldige definities. Dus geldige def drukt een ideale waarheid uit.
NB: Ideeen bestaan vlgs Plato werkelijk, niet in de wereld die wij ervaren maar in een transcendente Ideeenwereld.
p40