10/2-Aristoteles kunsten/mimesis&dichtkunst Flashcards

1
Q

Aristoteles en Plato hebben beide een mimetische kunstopvatting (kunst in eerste instantie mimetisch), maar ze verschillen van mening over de waarde van het kunstwerk als product van mimetische activiteit. Leg uit.

A

Volgens A is mimesis geen slaafse nabootsing van objecten uit de buitenwereld, maar vlgs A kan een kunstenaar abstraheren (v bep elementen) vd werkelijkheid en daardoor een ideaaltype te maken ipv een werkelijk bestaand object/indiv.

p142

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen een dichter en een historicus, vlgs Aristoteles?

A

Een dichter is niet aan feitelijke gebeurtenissen gebonden, maar heeft vrijheid om elementen vd werkelijkheid te combineren.
Personages vertegenwoordigen eerder typen (universale) dan individuen. Dus is dichter daarom filosofischer dan historicus: gaat om universalia, niet om indiv.

Kunstwerken zijn representaties van universalia/typen/alg waarheden (itt Plato’s simpele/fotografische relatie tussen kunstwerk en buitenwereld).

p142

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly