7-Aristoteles leven&werk Flashcards

1
Q

Vat het leven, opleiding en leraarschap van Aristoteles samen.

A
  • 384 vC geboren, zoon van arts van koning v Macedonie (grootv Alexander de Grote).
  • 367 vC (17jr) naar Athene, Academie van Plato. Bleef daar 20 jr als student, zelfst onderzoeker, docent. Academie: los verband, vnl wisk/filosofie, niet dogmatisch dus afwijkingen van platonisme.
  • 347 vC dood Plato. A naar westkust Kl-Azie, daar met heerser Hermias kl filosofische school gesticht + pol-fil adviezen; 345 vC naar Lesbos.
  • Lesbos: veldonderzoek ism leerl Theophrastus.
  • 343 vC: opvoeding Alexander (zoon Philippus van Macedonie) aan hof te Pella.
  • 336 vC Philippus vermoord, Alexander volgt op, A naar Athene (inmidd ingelijfd in Grieks-Maced imperium), onderwijst aan gymnasium bij Apollo Lukeios (Lukeion/Lyceum/Peripatos) in wandelgangen (peripatos/peripatici)
  • Peripatos meer dan Academie (metafysica, wisk) gericht op empirisch onderzoek op vele terreinen (biologie, geologie, meteorologie. Ook: winnaars Olympische/andere spelen).
  • 323 vC: dood Alexander de Grote; rijk desintegreert. Opstand in Athene tegen alles dat Macedonisch was/leek. A wijkt uit naar familielandgoed in Chalkis.
  • 322 vC: A overlijdt.

p90

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het werk van Aristoteles is in drie genres overgeleverd. Welke?

A

1) Exoterische geschriften (breed publiek/hoi exoteroi): literair (vgl Plato’s dialogen. Nu nog overgebleven: citaten bij andere antieke auteurs.
2) Hypomnematisch geschriften (verzamelingen empirisch materiaal): aantekeningen van emp onderzoek (bv staatsinrichting 158 Gr stadstaten). Basis voor meer theoretische werken. Leerl en medew zullen belangrijke inbreng hebben gehad.

3) Esoterische geschriften (corpus aristotelicum; voor insiders/hoi esoteroi): belangrijkste, beeldbepalend voor arist. filosofie. Schoolgeschriften (esoterische geschriften). ‘College-aantekeningen’, beknopt/moeilijk te volgen.
Is 1eS nC in Rome aangekomen; geordend, geredigeerd, in afz boeken uitgegeven (door Andronicus van Rhodos).

p92

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is er overgebleven van de exoterische werken?

A

Heel weinig, want schoolgeschriften (uitg Andronicus) werden uitgebreid bestudeerd en becommentarieerd; deze daarom beeldbepalend latere eeuwen.
NB: boek in de roulatie = vele malen overschrijven.

p92

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het gevolg van de ordening/indeling die Andronicus in het corpus aristotelicum aanbracht?

A
  • alle latere edities van corp.aris. gebaseerd op ordening/indeling Andronicus.
  • de trad titels vd aristotelische werken ook daaraan ontleend (bv ‘metafysica’ is werk dat na ‘fysica’ komt, niet de dingen die op een hoger niv dan nat werkelijkheid liggen).
  • mod edities ook heterogeen ‘plakwerk’.
  • geen georg struct, doublures, overlappingen, inconsistenties.
  • Jaeger: poging om min/meer exacte reconstructie van A’s fil ontwikkeling: van platonis tot puur antimetafysisch empiricus. Bleek onbewijsbaar en arbitrair.

p93

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom is stilering en interpretatie onvermijdelijk bij het schetsen van A’s filosofie?

A

Corp.aris niet gemakkelijk:

  • telegramstijl
  • verschillen in benadering tussen (delen van) werken
  • rafels/losse einden
  • A meer systematische denker dan Plato. Beide zijn door latere tekstuitleggers/exegeten gepolijst.

p93

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke terminologie wordt door de auteurs gebruikt inz Aristoteles’ werken?

A

A hanteert technisch-fil vocabulaire.

  • oorspr Gr termen
  • trad/meer bekende Lat equivalenten (= laatmiddeleeuws aristotelisme/scholastiek. Standaard gebleven bij beschrijving vd arist filosofie.)

p93

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ondanks de stilistische en inhoudelijke verschillen tussen werken/delen is er 1 fil methode bij Aristoteles. Beschrijf.

A
  • Uitgangspunt zijn voortd veranderende verschijnselen/phainomena (ta phainomena = dingen die ons toeschijnen).
  • Dingen/phainomena
  • die wij waarnemen / waarneembare verschijnselen
  • die ons toeschijnen het geval te zijn / opvattingen van experts/groepen.

= radicale breuk met Plato, want hecht belang aan waarnemingen en alg geaccepteerde opvattingen.

p95

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe gebruikt A de twee soorten phainomea?

A

1) waarneemb verschijnselen: verzamelen waarnemingsverschijnselen (mn biologie).
- Verwondering van filosofisch georienteerde mens door gedetailleerde studie van biologische soorten;
- Daardoor zoeken naar oorzaken van waarnemingen.
- A: uit natuurl nieuwsgierigh en verwondering komt alle kennis voort.

2) Endoxa: algemeen geaccepteerde opvattingen ve meerderheid en opvattingen vd experts.
- kunnen gezaghebbend zijn als ze toets vd fil kritiek doorstaan.
- spelen bel rol in ethiek en meer theoretisch gedeelten vd fysica (immers: waarneming van weinig nut). Bijv ‘geluk’ is niet waar te nemen, maar opvattingen wel op houdbaarheid te onderzoeken (Ethica Nicomachea & Physica).

p96/7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf het verschil tussen Aristoteles en Plato.

A

Plato:

  • kosmos te beschouwen als ‘de best mogelijke’ voor zover afspiegeling vd perfecte Ideeen en bezield door wereldziel.
  • zintuigelijk waarneembare is schaduwwereld waarin echte kennis niet mogelijk is. Via pure denken op hogere realiteit vd Ideeen richten.
  • Endoxa: kloof tussen meningen en kennis onoverbrugbaar. P zal niet beweren dat zijn filosofie juist is OMDAT deze overeenstemt met alg gangbare opvattingen/meningen. Zijn filosofie moet obv hypothese vd Ideen, als nieuw begin zien (Phaedo).
  • Geldigheid/precisie: geen verschil want ware kennis = kennis ve Idee.

Aristoteles:

  • kosmos enige en ultieme waarheid.
  • waarneming daarvan met juiste fil instelling leidt tot verwondering en kennisverwerving.
  • Endoxa: A gelooft dat wat alg onderschreven wordt waar is.
  • Geldigheid en precisie: binnen tak van wetenschap afhankelijk vd eigen aard van haar object; van versch takken van kennis niet meer dan de bijbehorende graden van exactheid verlangen.

p96/7/9

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de dialectische methode van Aristoteles?

A

Dialectiek = redeneren vanuit niet noodz ware maar wel in beginsel acceptabele/geaccepteerde uitgangspunten.

Dialectisch onderzoek = kritisch beoordelen/schiften v endoxa.
- wellicht plausibel maar juistheid niet gegeven. Endoxa kunnen verworpen worden. Of na toets der kritiek als juist gelden.
==> instrument om van mening tot waarheid te komen.

p97

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ondanks dat A zijn werk bedoelde als kritisch-constructieve bijdragen aan zijn eigen werk, is het voor historici ook erg interessant. Waarom?

A

A bespreekt posities/argumenten van voorgangers waar we zonder zijn werk geen weet van zouden hebben.
Hij wil behouden wat behouden moet worden, verbeteren wat fout of onduidelijk is.

p98

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Is A alleen kritisch jegens werk van anderen?

A

Nee, stelde ook aan eigen filosofie hoge eisen. Wikken & wegen; verhelderen/verfijnen. (Eigen) bezwaren trachten te weerleggen.

Aristotelische (middeleeuwse) filosofie was anders: dogmatische systematiseringen vd aristotelische filosofie.

p98

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zag Aristoteles als filosofie?

A

Filosofie = episteme (kennis/wetenschap).
Alle vormen van weten met een eigen object.

A tracht onderdelen vd filosofie te classificeren:

1) Theoretische wetenschappen (theoria)
a) mathematica (wo rekenkunde, meetk, astronomie)
b) fysica (wo meteo, biologie, psychologie)
c) eerste filosofie (‘zijn’, godheid)

2) Praktische wetenschappen (praxis)
a) ethica (goede handelen/karaktergesteldh (ethos) vh indiv)
b) oeconomica (handelen binnen huishouden (oikos) bv to kinderen/slaven)
c) politica (handelen in gemeenschapsverband vd polis)

3) Poietische wetenschappen (poiesis = iets maken = kunst/techniek)

Deze indeling later van grote invloed geweest.

p99

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke achterliggende gedachte van Aristoteles is interessant mbt de indeling vd filosofie in theoria, praxis en poiesis?

A

Hoewel er overeenkomsten zijn moeten de delen beschouwd worden als zelfstandige wetenschappen met eigen methode, uitgangspunt en mate van exactheid.

p99

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het organon?

A

Logica niet een aparte tak van wetenschap maar werktuig/dienend voor filosofie. Gaat om vorm, niet zozeer om inhoud.

Logica = kennis van de manieren om kennis te verwerven/presenteren.

A: geldt ook voor retorica (maar dan voor alle onderwerpen). Retorica heeft geen eigen onderwerp, maar gaat uitsl de vorm aan (middelen om over willekeurig onderw overtuigend verhaal te houden).

p100

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vertel wat Aristoteles met het syllogisme bedoelt.

A

Definitie vlgs A: redenering waarbij

  • sommige dingen gegeven zijn en
  • iets anders dan wat gegeven is noodzakelijkerwijs volgt uit het feit dat zij waar zijn.

A werkte syllogisme uit in Analytica Priora.

Ging hem bij logica om de vorm van de redeneringen; abstraheren van de waarheid. Filosofie heeft eigen object/inhoud/(on)waarheid van conclusies/premissen.

Vb:

a: alle mensen zijn sterfelijk; en
b: Socrates in een mens; dus
c: Socrates is sterfelijk.

(Vlgs A: ‘als sterfelijk gezegd wordt van alle mensen, en mens wordt gezegd van Socrates, dan wordt sterfelijk gezegd van Socrates).

PROPOSITIE = bewering (a, b, c). Bestaat uit twee TERMEN:

  • SUBJECT/onderwerp (‘alle mensen’ en ‘Socrates’).
  • PREDICAAT/wat van onderw gezegd wordt (‘sterfelijk’, ‘mens’).
PREMISSEN = wat gegeven is (a, b).
CONCLUSIE = wat volgt als premissen waar zijn (c).

MIDDENTERM = gemeenschappelijke term in twee premissen (‘mens’ is subject in premisse a en predicaat in premisse b).

  • Zonder middenterm geen logische gevolgtrekking mogelijk.
  • Geeft ‘waarom’ vd conclusie.

Termenlogica/predicatenlogica: het gaat immers om relatie tussen termen/tussen subj en pred.

p101

17
Q

Waarom is het belangrijk om te beseffen dat het Aristoteles ging om de geldigheid van typen syllogismen?

A

Het puur naar de formele logische kant vd redenering kijken en van de toevallige inhoud vd propositie te abstraheren ==> formaliseren vd logica, wat leidde tot volledig gemathematiseerde logica.

p101

18
Q

Welke kanttekeningen kunnen gemaakt worden bij A’s theorie vh syllogisme?

A

1) Termenlogica niet compleet: maar 1 soort relatie tussen 2 termen ve propositie. Ene term hoort altijd tot klasse vd andere term. Past niet op ‘Socrates is groter dan Plato’.
2) Niet compleet in zin dat propositie zonder logisch subject + predicaat (‘het regent’) niet past. Hiervoor werd propositielogica uitgewerkt.

Desondanks grote betekenis van A’s logische werk, want duurde tot in 19eS dat lacunes gevuld konden worden.

p102

19
Q

Geef een beknopte beschrijving van Aristoteles filosofische methode.

A

Vlgs A dient de fil methode te beginnen bij de verschijnselen/phainomena in breedste zin.
Enerzijds: waarnemingsgegevens (mn biologie)
Anderzijds: endoxa (gangbare meningen/opvattingen) v andere filosofen/deskundigen (mn bij onderzoek naar meer theoretische begrippen vd fysica en ethiek).
Laatstgenoemde dient de filosoof dmv dialectische methode aan kritisch onderzoek te onderwerpen.
Endoxa die dit kritisch onderzoek overleven mag men als juist beschouwen.

p103/216 zelftoets