4-Plato's Ideeenleer Flashcards

1
Q

Wat het het allerbelangrijkste aspect van Plato’s dualistische Ideeenleer?

A

De strikte scheiding tussen Ideeenwereld en de (dagelijkse) wereld vd zintuigen.

Iedere dualistische filosofie moet het verband tussen de twee verklaren.

p55

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe is volgens Plato inzicht in de Ideeen uitsluitend bereikbaar?

A

Door omkering, waarin ziel zich afwendt vd zintuigelijk waarneembare wereld. Is langdurig, moeizaam en vergt oefening.

Filosofie haalt ziel uit haar verdoofde staat in lichaam te wekken en te bevrijden = omkering van ziel uit duister, in daglicht om ware zijnde te aanschouwen.

p56

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is en hoe bereik je paideia, volgens Plato?

A

Paideia is het ideaal ve

  • omvattende intellectuele en morele vorming/filosofische opvoeding
  • van onwetende en ongevormde ziel
  • naar licht vd waarheid
  • via uitgelezen en zorgvuldig leerplan van wetenschappen en kunsten
  • om deugdzaam en goed mens te worden wiens leven geleid wordt door inzicht in het goede.

p56

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat beschrijft Plato met het verhaal van de grot?

A

Het proces van filosofische vorming: de toestand vd mens en de stadia van ontwikkeling die hij moet doormaken om tot de hoogste kennis te komen.
Een gedwongen bevrijding, mensen zijn gehecht aan hun ‘werkelijkheid’.

p58

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom moeten degenen die tot inzicht in de ware werkelijkheid zijn gekomen teruggaan in de grot?

A

Het menselijk bestaan speelt zich in de grot af. De wijsgeer heeft tot taak de menselijke samenleving te ordenen volgens deugd en inzicht.

Plato betwijfelt of mensen oor hebben voor de boodschap vd filosoof, maar filosoof mag zich niet afwenden vd wereld en dient praktisch gestalte te geven aan inzicht in het goede.

p58

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tekening met schematische voorstelling van Plato’s grot.

A

p59

foto iPhone/CamScanner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf de vijf stadia/kennisgraden en hun objecten.

A

IN DE GROT / ZICHTBARE

1) SCHIJNKENNIS: gevangene ziet geprojecteerde schaduwen/echo’s die hij voor waar/echt houdt. Is aannemen hoe dingen in mensel samenleving worden voorgesteld zonder te weten hoe dingen echt zijn. Mening, die onbetrouwbaar is.
2) MENINGEN: gevangene is losgemaakt. Niet meer voorspiegeling maar meningen; geen werkelijke kennis van waarheid. Betrouwbaarder dan kennis 1), maar wezen van het ding nog niet aanschouwd.

BUITEN GROT / DOMEIN VH KENBARE

3) ABSTRACTE HYPOTHESEN: abstract = meer werkelijk/waar dan concreet. Door nadenken tot wezen van dingen doordringen. Socratische onderzoeking: formuleren basishypothese als uitgangspunt v onderzoek (in wijsgerig gesprek de gevolgstrekkingen onderzoeken)…

4) DE WARE IDEE: …om tot juiste definitie (ware kennis vh wezen) te komen.
Metafoor: eerst schaduwen en weerspiegelingen in grot zien, dan dingen zelf.

5) DE IDEE VH GOEDE: definitie toetsen. Plato: alle kennis funderen op een hoogste principe (= idee vh goede; Idee der Ideeen, dat de afzonderlijke Ideeen fundeert). Metafoor: zon. Pas in het licht vd Idee vh goede wordt de waarheid vd overige Ideeen zichtbaar en zeker gesteld.

p60

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kenmerkend voor Plato’s filosofie is het dualisme, een scheiding tussen de onveranderlijke, ware Ideeenwereld (ziel; zetel vd rede, brengt mens tot inzicht vh ware) en de veranderlijke, zichtbare wereld (lichaam; onredelijk; lager). Hoe ziet hij het verband?

A

Phaedrus-mythe:

  • gevleugelde (lichtheid; verwant met goddelijke) zielen zijn 2 paarden (1 goede = wil, 1 slechte = lagere instincten);
  • menner is rede;
  • stijgen geregeld op naar wereld der Ideeen, laven zich en vallen naar beneden; hecht zich aan aards lichaam;
  • ziel door val verdoofd, herinn/anamese verzwakt;
  • maar herinnering is wel aanwezig! Elk mens heeft verlangen/eros naar ware werkelijkheid en stuwt op naar hogere werkelijkheid bij aanraking ‘schone dingen’ -> eros herinnert ziel aan oorspr staat.
  • wijsgeer heeft taak vorming vd ziel weer op orde te brengen = menner weer heft in handen geven.
  • grootste vijand is slechte paard/lagere instincten/lusten/dierlijk leven/simpele behoeftenbevrediging ==> opvoeding gericht op herstel oorspr orde id ziel en juiste verhouding ziel tot lichaam.

p62

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe verklaart Plato de verschillen tussen mensen?

A

Omdat niet elke ziel in eerdere bestaan evenveel aanschouwd heeft van ware zijn.

Wijsgerige betogen en omgang met wat schoon/edel/goed is geven voedsel ad ziel, zodat haar vleugels weer kunnen groeien.

p62

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In Timaeus beschrijft Plato zijn visie op kosmologie (ontstaan en inrichting vd kosmos=zichtbare natuur) en dus het verband tussen de wereld der Ideeen en de veranderlijke verschijnselen. Beschrijf.

A
  • onderscheid tussen zijn (redenerend denken) en worden (meningen)
  • eeuwige/gelijkblijvende als model voor zichtb wereld: afbeelding is mooi/goed gevormd
  • oog op wat in wording is: product wanordelijk/onvolmaakt
  • Timaeus: maker had eeuwige in het oog, een orde die door rede/inzicht te begrijpen is.
  • Plato: zichtb wereld is gemaakt naar voorbeeld van eeuwige/gelijkblijvende Ideeen door demiurg (goddelijke maker) ==> verband zintuigelijke wereld en Ideeenwereld is gemaakt naar model van laatste.
  • Demiurg heeft gezorgd dat veranderingen in natuur en bewegingen hemellichamen vlgs vast patroon verlopen. Zichtbare wereld heeft daartoe eigen ziel (wereldziel).
  • Door wereldziel leeft kosmos en heeft ziel en verstand ==> wereld van worden + ordelijkheid/harmonie in veranderingsprocessen door wereldziel. Wereldziel brug over kloof tussen Ideeenwereld en veranderl werkelijkheid en verbinding eeuwige/gelijkbl wereld van zijn en zichtb wereld van worden.

NB Plato benadrukt parallel wereldziel (macro) en menselijke ziel (micro): ziel dient orde vd kosmos in zichzelf/eigen leven te reproduceren. Mens weerspiegelt orde vd macrokosmos.
==> gezichtsvermogen: mens richt zich omhoog en kan omspansel en bewegingen waarnemen: herinnering aan wetten vh al. Wetten geven richting aan mensel leven (indiv/samenleving).
==> rechtopstaande houding: symbolisch. Mens niet aan aarde geketend.

p64

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat verstaat Plato onder het ‘ware zijnde’?

A

Het onveranderlijke wezen dat steeds met zichzelf identiek is: de Idee.
Ideeen zijn alleen voor het denken toegankelijk.

p65/215 zelftoets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarin bestaat het verschil tussen mening/doxa en ware kennis?
Met welke objecten zijn beide soorten van kennis verbonden?
Is vlgs Plato mening altijd onwaar of bestaat er ook een ware mening?

A
  • Meningen hebben betrekking op concr, zintuigelijk waarneembare objecten.
  • Ware kennis heeft betrekking op Ideeen.
  • Slechts op niv v abstracte hypothesen en Ideeen is echte kennis mogelijk.
    ==> meningen kunnen onmogelijk waar zijn vlgs Plato’s betekenis. Evenwel een praktische betrouwbaarheid mogelijk.

p65/215 zelftoets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly