vaattonusregulatie Flashcards
wat is vaattonusregulatie?
Het in stand houden van de juist bloedtoevoer naar organen.
uit welke drie lagen bestaand bloedvaten?
Tunica intima = endotheelcellen en receptoren voor het vasomotor effect
Tunica media = gladde spiercellen en receptoren voor het vasomotor effect
Tunica adventitia = bestaande uit fibroblasten, vetcellen en bindweefsel
wat gebeurt er met de flow van een bloedvat als de radius veranderd?
een macht tot de vierde verandering van de flow en de druk.
welke bloedvaten kunnen bijdragen aan de beïnvloeding van bloeddruk en -stroom
arteriolen en capillairen ook een beetje
wat gebeurd er met je bloedvaten naarmate je ouder wordt?
ze worden minder elastisch, waardoor de pulsdruk toeneemt.
wat is de polsdruk?
het verschil tussen de druk tijdens diastole en systole
wat is de functie van endotheelcellen?
bescherming van het bloed tegen ontstekingscellen, voorkomen van stolling en vormen van een barrière, angiogenese(vaatvorming)
hoe werkt centrale regulatie?
- Via het sympathische en parasympatische systeem
- Van beide systemen komen zenuwuiteinden uit op de vaatwanden, maar alleen van het sympathische systeem is de storting van neurotransmitter (nor)adrenaline aangetoond. Acetylcholine is nog nooit aangetroffen.
- Hersenen en (bij)nier
hoe werkt lokale regulatie?
- Willekeurig lichaamsdeel
- Vele vasoactieve signaalstoffen
- Respons op dezelfde signaalstof varieert per lichaamsdeel of zelfs binnen het lichaamsdeel
- Het soort respons kan afhankelijk zijn van receptor type of locatie van de receptor
hoe kunnen bloeddruk en bloedflow geregeld worden?
hart(krachtiger pompen), nier (filtratie en Na opname) en arterien
als veel Na in bloed, veel water vastgehouden, bloedruk stijgt
reynaud’s fenomeen
te veel vasocontrictie, huid kleurt wit
extreme mate van endothyline afgifte
parasympatisch vaattonusregulatie
met acetylcholine aan M3(muscarine) receptor –> vasodilatie
sympatisch vaattonusregulatie (via bloed)
norepinephrine –> a1/a2 –> vasoconstrictie
b2 –> vasodilatatie (plaatsen waar meer bloed naartoe moet)
vasoconstrictie
signaal zorgt ervoor dat norepinephrine (uit zenuweinden/bijnier) wordt afgegeven aan a1 receptoren van gladde spiercel
Ca gaat uit sarcoplasmatisch reticulum, kleine depolarisatie, daardoor actiepotentiaal, Ca kanalen open, nog meer depolarisatie, actine en myosine filamenten schuiven over elkaar
bloedvat is smaller, stroom vermindert, druk is groter
vasodilatatie
acetylcholine bindt aan muscarinereceptoren, endotheelcel geeft EDRF af –> verlagen Ca concentratie (ca kanalen sluiten), stimuleren synthese cAMP en cGMP veroorzaken directie dilatatie door ontkoppelen myosine en actine
bloedvat wijder–> bloeddruk verlaagd