Inleiding farmacologie Flashcards

1
Q

Therapeutische werking:

A

Een genezende werking, bijvoorbeeld een antibioticum, paracetamol, chemotherapie etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

profylactische werking

A

Preventieve werking, bijvoorbeeld bloedverdunners, vaccinatie, omeprazol, de pil, cholesterolverlagers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Diagnostische werking

A

contrastvloeistof, radioactieve stof, bariumpap, kleuring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de absolute risicoreductie?

A
  • De verandering in het resultaat bij de behandeling
  • Het verschil tussen de fractie die een ongunstig eindresultaat heeft bij behandeling en de fractie die een ongunstig eindresultaat heeft zonder behandeling of bij de bestaande behandeling
  • Na behandeling 3% en zonder behandeling 5% dan is de absolute risicoreductie gelijk aan 2%.
  • De reciproke van de absolute risicoreductie is het number needed to treat (NNT). Dus NNT = 1/ARR
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de number needed to treat?

A
  • Hoeveel mensen moet je behandelen om er 1 te helpen?
  • Ook nadelen behandeling meenemen
     Bijwerkingen
     Kosten
     Persoon voelt zich een patiënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Functie van College ter beoordeling van geneesmiddelen, CBG

A
  • Beoordeelt en bewaakt de werkzaamheid, risico’s en kwaliteit van geneesmiddelen voor mens en dier
  • Is medeverantwoordelijk voor de geneesmiddelentoelating in de Europese Unie en eindverantwoordelijk voor de Nederlands markt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ZIN:

A

Instantie vergoeding geneesmiddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

LAREB:

A

Onverwachte bijwerkingen melden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het voorschrijven van geneesmiddelen: Het zes stappenplan

A
  1. Definieer probleem patiënt
  2. Definieer doel behandeling
  3. Selecteer relevante behandelingsmogelijkheden
  4. Maak een patiënt-specifieke keuze
  5. Voer behandeling uit: schrijf recept, informeer patiënt (therapietrouw)
  6. Plan follow up (controlepunten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly