fysiologie van de ademhaling Flashcards
hoe werkt ademhaling
hersenen sturen via a-neuronen ademhalingsspieren aan (autonoom). Is automatisch systeem met vrijwillige componeenten.
eupneu
regelmatig patroon in en uit ademen
verstoringen in ademhaling
dyspneu= ademnood apneu= ademstilstand apneusis= diep inademen, kort uitademen
4 systemen in ademhaling
ventilatie: in en uit ademen
diffusie: O2 en CO2 overdracht
perfusie: uitwisseling zuurstofrijk bloed aan organen
transport: moleculen
welke 2 spieren zorgen voor inademen
intercostaal spieren en diafragma
werking ademhaling
lucht aangezogen via neus en mond, daar wordt lucht bevochtigd, verwarmd en grote stofdeeltjes weggevist
bij aanpannen spieren wordt volume longen groter, er ontstaat onderdruk, dus lucht wordt aangezogen= inspiratie
diafragma veert terug en volume thorax wordt kleiner, druk in longen is nu groter dan atmosferische druk–> expiratie
waardoor efficiëntie overdracht door omgekeerde boom
oppervlakte vergroting en daling van snelheid
waarom voor koolstofdioxide kleinere partiële druk verschillen nodig
koolstofdioxide is veel beter oplosbaar in bloed dan zuurstof, kan dus al diffunderen bij kleinere partiele drukgradient
Hoe drukverschil voor O2 groot maken(actief proces)
O2 moleculen worden gelijk omgevangen door Hb
H+ + HbO2 HHb + O2
invloed zuurgraad op reactie: H+ + HbO2 HHb + O2
Hb kan beste aan O2 binden in basische omgeving.
in capillairen bloed iets zuurder, zodat reactie naar rechts overhand krijgt
waar in longen uitwisseling het effectiefst?
In onderkant, door zwaartekracht meer O2.
regeling stroomsnelheid in longen
lokale regeling
lucht stroomt te snel–> PO2 stijgt–> vasodilatatie
lucht stroom te langzaam–> PCO2 daalt–> vasoconstrictie
sensoren –> centrale verwerking–>……….
ademhalingsfrequentie
ademhalingsdiepte
kernen medulla
inspiratie- en expiratie kernen (autonoom)
inspi altijd actief en expi niet als je rustig ademt
bv a-motorunits naar diafragme en intercostaalspieren
kernen pons
vrijwillige kernen, regelen hoeveelheid in en uitgeademde lucht
invloed op kernen medulla
hyperventilatie
te snelle ademhaling–> daling pCO2 –> alkalose: bloed basischer
hypoventilatie
te langzame ademhaling–> stijging pCO2 –> acidose: bloed zuurder
perifere sensoren–>
centrale sensoren–>
info naar??
perifere sensoren–> medulla, pons
centrale sensoren–> hersenen
wat voor sensoren betrokken bij regulatie ademhaling
temperatuur, standen van gewrichten, staat van longen
perifere chemosensoren
waar en functie
aortaboog (glomus aorticum) afferenten via nn.vagus
arteria carotis communis, afferenten via n. glossopharyngeus
erg gevoelig voor PO2 (ook pH en pCO2)= zeer snel
centrale chemosensoren
in hersenstam tegen medulla
meten PCO2 (pH en pO2)= langerzamer
mechanoreceptoren
in longen/luchtwegen, afferenten N.vagus
spierspoeltjes
in tussenribspieren en diafragma, stellen activiteit van spieren vast
Dorsal respiratory group DRG
celgroep van inpsi en expi kernen in medulla:
sensorisch en bevinden zich in kernen inspiratie
Ventral respiratory group VRG
deze zijn sensorisch en motorisch en ondersteunen zowel inspiratie en expiratie
wat verantwoordelijk voor activatie en deactivatie DRG en VRG
pons