bloeddruk regulatie Flashcards
aanmaak noradrenaline
aminozuur tyrosine wordt opgenomen in neuron, door tyrosinehydroxylase omgezet in DOPA. DOPA omgezet in dopamine door enzym L-dopadecarboxylase. Dopamine kan worden omgezet in noradrenaline door dopamine beta-hydroxylase
opgeslagen in blaasjes
als in synapsspleet ook weer re-uptake van noradrenaline, dan weer terug in blaasjes
stoffen die noradrenaline remmen
Tetrodotoxine: remt depola van neuron
Reserpine: remt transport van noradrenaline terug de blaasjes in. op een gegeven manier zal er dan geen noradrenaline aanwezig zijn in blaasjes
Guanethidine: afgifte noradrenaline remmen
cocaïne/tricyclische antidepressiva: remmen noradrenaline reuptake–> noradrenaline blijft langer in spleet
postsynaptisch adrenerge receptoren blokkeren met antagonisten
affiniteit a en b receptoren
van laag naar hoog:
a1 en a2: noradrenaline, adrenaline, isoprenaline
b1: isoprenaline, adrenaline, noradrenaline
b2: isoprenaline, adrenaline
(vrijwel) geen affiniteit voor noradrenaline
farmacologische effecten a1-adrenoreceptor agonisten
vasoconstrictie verhoging perifere weerstand verhoging bloeddruk mydriasis sluiting urineblaas sphincter
thrapeutisch gebruikt a1-adrenoceptor agonisten
lokale bloeding; contrictie vaten
verkoudheid; lokale constrictie bloedvaten neus
inductie mydriasis
verlenging werking lokale anaesthetica:zo blijft het lokaal
shock: a-adrenoceptor agonisten kunnen de lage bloeddruk laten stijgen
farmacologische effecten a2-adrenoceptor agonisten
verminderde transmitter afgifte, omdat er sprake is van negatieve terugkoppeling (presynaptisch)
vasocontrictie
verminderde insuline afgifte (bij sympa activiteit leidt dit tot verhoogde glucosespiegel)
a2 agonisten bevinden zich pre en postsynaptsich
Wat is presynaptische effect op a2 receptoren
noradrenaline wordt afgegeven aan synapsspleet en bindt ook aan presynaptsche a2-receptor
heeft remmend effect op noradrenaline effector= negatieve terugkoppeling
b1-adrenoceptor agonisten
adreline, noradreline, isoprenaline, dobutamine
b2-adrenoceptor agonisten
adrenaline, isoprenaline, salbutamol
b1-adrenoceptor agonisten farmacologische effecten
HF, hartcontractiliteit, geleiding en renine afgifte omhoog
hf en renine omhoog zorgt allebei voor hogere bloeddruk
b1-adroceptor agonisten therapeutisch gebruik
bij hartstilstand en hartblok (tijdelijk)
b2-adrenoceptor agonisten farmacologische effecten
vaatverwijding, verslapping bronchi, verslapping baarmoeder, perifere weerstand omlaag, glycogenolyse in spier en lever en glucagon afgifte omhoog
zorgt voor vrijmaken energie, past goed bij sympa
b2 zit vooral op skeletspieren
b2-adrenoceptor agonisten therapeutisch gebruik
astma dreigende vroeggeboorte (baarmoeder verslappen)
a- adrenoceptor antagonisten
a1 en a2: fentolamine(bij crisis), phenoxybenzamine(bij hoge bloeddruk, langzamere werking)
a1: prazosine, doxazosine
a2: yohimbine
a1-adrenoceptor antagonisten farmacologische effecten
bloedvaten: vasodilatatie perifere weerstand: verlaging bloeddruk: verlaging prostaat: relaxatie urineblaas sphincter: opening
a1-adrenoceptor antagonisten therapeutisch gebruik
hypertensie (geen fentolamine) prostaat hypertrofie phaochomocytoom (pre-operatief) perifeer vaatlijden (renauds syndroom) inpotentie
a2-adrenoceptor antagonisten farmacologische effecten
transmitter afgifte: verhoging
vaatvernauwing: geen effect
insuline afgifte: verhoging
b-adrenoceptor antagonisten
b1 en b2: propanolol, pindolol
b1: atenolol, metoprolol
a1,b1,b2: labetalol, carvedilol
alles op -lol dus ;)
farmacologische effecten b1-adrenoceptor antagonisten
hartslag: verlaging
hartcontractiliteit: verlaging
hartgeleiding: vertraging
renine afgifte: vermindering
b1-adrenoceptor antagonisten therapeutisch gebruik
hartritmestoornissen secundaire preventie hartinfarct angina pectoris hypertensie migraine profylaxe angsttremoren glaucoom
therapeutisch gebruikt a en b-adrenoceptor antagonist lebetalol
phaeochromocytoom ????
hypertensieve crisis
adrenaline werking
werkt op a1,a2,b1,b2
verlaging perifere vaatweerstand door b2. verhoging HF door b1.
in atriale bloeddruk heft dit elkaar grotendeels op
stijging bloeddruk a2
isoprenaline werking
op b1 en b2
verlaging perifere vaatweerstand door b2. verhoging HF door b1.
Dit samen effect op bloeddruk
noradrenaline werking
a1,a2 en b1
verhoging perifere vaatweerstand a1 en a1. HF daalt door activatie van baroreceptoren wat zorgt voor verlaging van Hf.
b1 zou voor stijging Hf moeten zorgen maar bij noradrenaline dus niet