bloed en bloedcellen Flashcards
homeostase
vermogen van organisme om het interne milieu constant te houden
veranderingen in interne milieu oorzaken
- voeding en afval (o2 en co2)
- pH, osmotische druk, T
- interne communicatie
- invloeden van buitenaf: prikkels, beschadiging, micro-organisme
functie bloed
transporteren van moleculen en cellen ten behoeve van de homeostase
samenstelling bloed
bloedplasma (92% water) plasma eiwitten: albumine en globinen cellen: rode bloedcellen, leukocyten, trombocyten organische molculen en zouten
serum
bloedplasma-stollingsfactoren
hemocriet en waardes man en vrouw
hoeveelheid rode bloedcellen
vrouw: 0,4-0,5
man: 0,45-0,55
functie van de vorm van erytrocyten
biconcave vorm: vergroot opp voor diffusie(effcientie stofwisseling) en zorgt voor functionele rangschikking in capillairen
koolstofmonoxide vergiftiging
co2 bindt aan hemoglobine, binding is irrevisibel, geen o2 kan meer opgenomen worden
uitgangspunt ABO systeem
lichaam maakt geen antistoffen voor lichaamseigen structuren. Wel voor lichaamsvreemde structuren
9 matches donor en bloed ontvanger
A kan geven aan A en AB
B kan geven aan B en AB
AB kan geven aan AB en is universele recipient
O is universele doner en kan alleen O ontvangen
wat wordt er gegeven bij bloed
alleen erytrocyten, dus geen antistoffen
ontstaan trombocyten
uit megakaryocyten uit het beenmerg, zijn afsnoeringen van cytoplasma met veel celorganellen
functie trombocyten
bloedstolling
bij schade aan bloedvat hechten trombocyten aan beschadiging–> plug
activatie van stollingscascade:
protrombine –> trombine
trombine activeerd: fibrinogeen–> fibrine
fibrine vormt netwerk van draden dat herstel bevordert (sluit beschadigde deel) en houdt bacterien tegen
soorten leukocyten
neutrofiele granulocyten eosinofiele granulocyten basofiele granulocyten lymfocyten (B en T cellen) monocyten
welke leukocyten komen meeste voor
neutrofiele granulocyten 40-80%
daarna lymfocyten daarna monocyten