neurotransmitters in het autonome zenuwstelsel Flashcards
farmaca indeling op basis van functie
…..thicomimetica= stoffen die werking nabootsten/activering
….. thicolytica= stoffen die werking remmen
stoffen indelen naar het soort chemische stof
cholinerge stoffen: lijken op acetylcholine
adrenerge stoffen: lijken op (nor)adrenline
dopanimerge stoffen: lijken op dopamine
purinerge stoffen: lijken op purine
acetylcholine in somatisch zenuwstelsel
is neurotransmitter die werkt op nicotinerge receptoren in skeletspieren
2e neurotransmitter adrenerg sympatisch systeem
(nor)adreline= epinephrine, met responsen in het hart, de gladde spieren en synapsen
parasympaticus
responsen in hart, glad spierweefsel, exocriene klieren en synapsen
vezels uit hoog ruggenmerg of sacraal: preganglion is lang en werkt met acetylcholine op nicotinereceptor, daarna kort postganglion met acetylcholine op muscarine receptor (G-eiwit gekoppeld)
sympaticus
vezels uit thoracale of hoog lumbale ruggenmerg. preganglion kort (vaak in grensstreng uitkomen) met acetylcholine op nicotine receptor, daarna lange postganglionaire vezels met (nor)adreline op adrenerge receptoren
aanmaak en afbraak acetylcholine
choline wordt opgenomen en samen met acetyl-Coa door ChAT omgezet in acetylcholine.
dan in blaasjes die kunnen worden vrijgemaakt als neuron actief in
in synapsspleet wordt het afgebroken door acetylcholinesterase
dan choline later weer opgenomen
Ingrijpen op het systeem van acetylcholine (5 stoffen)
hemicholinium: zorgt ervoor dat choline niet meer kan worden opgenomen door neuron
triethycholine: lijkt op choline, word opgenomen, maar wordt geen acetylcholine van gevormd. ook zorgen dat neuron niet depolariseert
tetrodotoxine: remt Na kanalen die Na opnemen, als je dit toevoegt zal het neuron niet depolariseren en zal acetylcholine niet worden afgegeven
botulinetoxine: zorgt ervoor dat acetylcholine niet uit blaasjes kan worden afgegeven
cholinesteraseremmers: enzym wat acetylcholine afbreekt remmen, zo netto meer Ach achterblijven in synapsspleet
2 soorten cholinerge receptoren
muscarine (1 tm 5): affiniteit hoog-laag= muscarine, acetylcholine, nicotine
nicotin; nicotine, acetylcholine, muscarine
nicotine receptoren plaatsen en effecten
glanglia –> transmitter afgifte
bijniermerg–> adrenaline en noradrenaline
presynaptisch–> transmitter afgifte
skeletspier–> contractie
muscarine receptoren(1-5) en locatie
M1 = CZS(brein), perifere zenuwen M2= hart,zenuwen M3= exocriene klieren, gladde spieren M4= CZS (locomotie) M5= CZS
over m4 en 5 nog weinig bekent
muscarine receptoren plaatsen en effecten
Hart–> HF, inotropine(kracht), HMV omlaag
Arteriën–> verwijding, bloeddruk omlaag
presynaptisch–> transmitter afgifte
gladde spieren–> contractie oog, bronchiën, maagdarmkanaal en urineblaas
exocriene klieren–> traan-, speeksel-, bronchiale- en zweetsecretie
pilocarpine
acetylcholine receptor agonist –> miose (pupil vernauwing),
iris trekt recht en oogdruk daalt, want afvoer oogvocht is beter
atropine
acetylcholine receptor antagonist–> myadriase(pupil vergroting)
bijwerkingen muscarine agonisten
stimuleren contractie, kan op verschillende plaatsen dit effect hebben:
diarree (contractie spijsverteringskanaal)
zweten (sympa M receptor geactiveerd)
miosis
misselijkheid (door contractie maag)
urine lozing (contractie blaas)