receptorfarmacologie Flashcards
agonist en antagonist
agonist= receptorstimulatie antagonist= receptorblokkade
G-eiwit gekoppelde receptor
7 transmembraaneiwitten met een intracellulair G-eiwit.
Als agonist bint aan receptor–> G-eiwitten geactiveerd–> respons
kan stimulator of inhibitor zijn
ion-kanaal gekoppelde receptoren
bij activatie gaat kanaal open
zeer snelle respons
groot belang binnen zenuwstelsel
kinase gekoppelde receptoren
bij activatie fosforyleren ze eiwitten
langzame respons
actief binnen endocriene systeem
gen-transcriptie receptoren
transporteren bij activatie naar kern, zijn daar werkzaam als transcriptiefactor
erg langzame respons
actief binnen hormonale cycli
drug receptor interactie
D + R DR
K1: –>
K2:
3 type agonisten
volle: hebben bij lage bezetting een maximaal effect
partiële: hebben bij een hoge bezetting een niet-maximaal effect
inverse: inactiveren constitutonele receptoren–> remming activiteit
constitutionele activiteit van receptoren
receptoren die van zichzelf actief zijn
potentie
concentratie waarbij de helft van het maximale effect wordt bereikt (aflezen op x-as dus) Pec50= -logEc50 (M)
effectiviteit
maximale effect, hoogte van plateau fase
verschillende antagonisten
chemisch: wegvangen van een stof onafhankelijk van een receptor. Bv in bloed
farmacokinetisch: afbraak van een stof of bijdragen aan het verslechteren van opname van een stof. Onafhankelijk van een receptor
receptor blokkade:
- reversibel competitief = omkeerbaar antagonistme
- irreversibel competitief= onomkeerbaar antagonisme
niet competitief: bindt op andere plek dan agonist op de receptor
fysiologisch: de antagonist bindt op een andere receptor en heeft een tegengesteld effect als de agonist