het autonome zenuwstelsel Flashcards

1
Q

3 subsystemen autonoom zenuwstelsel

A

parasympatisch (efferent)
sympatisch (afferent/0
plexus entericus (zenuwstelsel van darmen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

route afferente info

A

via n. vagus(10) en n. glossopharyngeus (9)

naar nucl. tractus solitarii –> hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
invloed sympaticus en parasympaticus op:
oog/pupil
speekselklieren
HF
longen
spijsverteringskanaal
blaas, sfincter
penis
clitoris, labia minora
A
sympa= 
oog/pupil: mydriase(verwijding)
speekselklieren: secretie (licht)
HF: omhoog
longen: bronchodilatatie
spijsverteringskanaal: verlaagde mobiliteit
blaas, sfincter: contractie
penis: ejaculatie
clitoris, labia minora: -
Para:
oog/pupil: miose (vernauwing)
speekselklieren: secretie 
HF: omlaag
longen: bronchoconstrictie
spijsverteringskanaal: verhoogde mobiliteit
blaas, sfincter: relaxatie
penis: erectie
clitoris, labia minora: erectie/zwellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

parasympatisch systeem

A

uit hersenstam en sacrale wervels.

preganglionair neuron is lang. ganglion ligt dicht bij te innerveren orgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

neurotransmitters parasympaticus

A

preganglionair: acetylcholine op nicotine receptor
postganglionair: acetylcholine bindt aan muscarine receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sympatisch systeem

A

thoracale en hoog lumbale wervels
preganglionair kort en postganlionair lang
schakelen vaak over in grensstreng.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

neurotransmitters sympaticus

A

preganglionair: acetylcholine op nicotine receptor
postganglionair: (nor) adreline op alfa en beta receptoren

uitzondering zweetklieren; op muscarine receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

acetylcholine aanmaak en afbraak

A

gemaakt uit choline. Onder invloed van acetyl CoA wordt choline door choline acetyltransferase CAT omgezet tot acetylcholine

vervoerd door vesicles die acetylcholine kunnen afgeven in synapsspleet

in synapsspleet wordt acetylcholine afgebroken door acetylcholinesterase tot choline.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

aanmaak adrenaline en noradrenaline

A

adrenaline wordt aangemaakt in bijnier door chromafine cellen en wordt afgegeven aan het bloed

noradrenaline gevormd door tyrosine. Eerst wordt daar dope en dopamine van gevormd. Dan wordt dat door dopamine beta-hydroxyclase omgezet in noradrenaline.

als in de synapsspleet kan het via transporters worden heropgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

nicotine receptoren

A

ligandgestuurde ionkanalen
belangerijke agonisten: nicotine en acetylcholine
zijn ionotrope receptoren, bij activatie gaat ionkanaal open en stroomt natrium naar binnen en depolariseert cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

muscarine receptoren

A

G-eiwit gekoppelde receptoren.
belangrijke agonisten: muscarine en acetylcholine
antagonist: atropine
zijn metabotrope receptoren. werken middels second messengers die vervolgens kalium ionkanalen kunnen activeren en hyperpolarisatie in gang kunnen zetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

pupilreflex

A

licht waargenomen, info naar pretectal nucl. dan naar nucl ediger-westpal. Als laatste verloopt de verwerking via nucl. oculomotorius naar pupil –> contractie van m. sphincter pupillae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

parasympatische pupilreflex

A

miose: pupilvernauwing dat verloopt via m. sphincter pupillae;
accomodatie: voor goed zicht voor dichtbij gelegen voorwerpen, vernauwing via m. ciliaris
convergentie: ogen dichter naar elkaar toebrengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sympatische pupilreflex

A

mydriase: pupilverwijding om meer licht op te nemen–> verwijding via m. dilatator pupillae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

regulatie hartslag en bloeddruk

A
sympa: hf omhoog, vasoconstrictie , contractiekracht omhoog
bijniermerg--> adrenaline aanmaak
zweetklieren activeren (met acetylcholine)

para: hf omlaag, vasodilatatie, contractiekracht omlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

co-transmissie

A

in vesicles kunnen meerdere neurotransmitter zitten

dmv van co-transmissie kunnen de verschillende neutotransmitters tot hetzelfde effect leiden. Maar de ene werkt sneller dan de andere. Waardoor het uiteindelijke effect langer standhoudt

dit is bijvoorbeeld zo bij noradrenaline, neuropeptide Y en ATP in het sympatisch systeem
leidt tot langdurige contractie

parasympatisch: acetylcholine, nitriet oxide (NO), en VIP

17
Q

Innervatie van hart

A

para: via n. vagus –> SA en AV knoop
sympa: via ruggenmerg, grensstreng naa SA en AV en hartspiercellen

18
Q

3 fases actiepotentiaal SA-knoop

A

depola door Ca kanalen
repola door K-kanalen
diastolische depolarisatiefase door If(Na kanaal)

19
Q

effect para op HF

A

Remming Ca en If

stimuleren K

20
Q

effect sympa op HF

A

stimuleren Ca en If

21
Q

excitatie-contractie koppeling in het myocard

A

tijdens depola spanningsafhankelijke Ca kanalen geactiveerd. Ca opgenomen uit T-tubuli tijdens plateaufase. Ca zorgt in hoge concentratie voor contractie. Ook bindt Ca aan ryanodinereceptor –> calcium induced calcium release –> ca uit sarcoplasmatisch reticulum wordt vrijgegeven

contractie duurt totdat Ca uit cytosol weg is gepompt door NCX en Ca/H pomp

22
Q

baroreceptoren

A

vrije zenuweindigingen en hebben snelle invloed op hartslag en vaatweerstand
in aorta en carotis communis

glomus caroticum: n. glossopharyngeus = 9
flomus aorticum: n. vagus = 10

werken met fasische en tonische componenten

23
Q

wat gebeurt er bij activatie baroreceptoren

A

in medulla (nucl. tractus solitarii en nucl. ambiguus) ontstaat negatieve respons: vasodilatatie en verlaging hartprestatie, waardoor bloeddruk daalt

24
Q

volume receptoren

A

in atria en v. cava: lange termijn invloed op circulerend volume (oa via nieren)

25
Q

2 type vezels volumereceptoren

A

A-type vezels: in rechter atrium–> activeren atriumcontractie tijdens p-top

B-type vezels: in v. cava inferior en superior –> raken steeds eer geactiveerd tijdens vulling van atria

26
Q

dysautonomie

A

aandoeningen aan het autonome zenuwstelsel

symptomen: incontinentie, orthostatische hypotensie, impotentie, verlies an transpiratievermogen en bewegingsstoornissen

symptomen worden veroorzaakt door stapeling van eiwitten die aggregaten vormen die onoplosbaar zijn en de gliacellen kapot maken