Acute dyspnoe Flashcards

1
Q

Groepen DD acute dyspnoe

A

Pulmonaal, cardiaal, vasculair, gastro-intestinaal, psychisch, overig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

DD acute dyspnoea: Pulmonaal

A

Exacerbatie astma, infectieus, longoedeem, pneumothorax, pulmonale hypertensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

DD cardiaal

A

myocardinfarct, pericarditis, astma cardiale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

DD vasculair

A

Dissectie, longembolie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

DD gastro-intestinaal

A

Reflux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

DD overig

A

(pychisch), zwanger, anemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Diagnostiek longembolie

  • Hoe vaak juist bij verdenking?
  • Vaker aantonen of uitsluiten?
A

Bij verdenking heef 5-20% daadwerkelijk LE.

Vraag vanuit huisartsen vaker uitsluiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Diagnostiek Longembolie

A

YEARS
Years items: klinische tekenen DVT, bloedhoesten, LE meest waarschijnlijk
Als 0 years items en D dimer < 500 ng/ml of als 1-3 years items en D dimmer < 1000 ng/ml LE uitgesloten
Als met 0 boven 500 of met items aanwezig > 1000 moet een CTPA gedaan worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Is diagnostiek LE in zwangerschap anders?

A

Nee, laag D-dimeer sluit nog steeds uit (kan wel vals verhoogd zijn) en hoog toont niet aan. CT niet gevaarlijk voor foetus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Fysiologie stolling

A

Door trombocyten, stollingsfactoren en componenten uit de vaatwand wordt een stolsel gevormd.
Vasoconstrictie - aggregatie - coagulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Trombocytenaggregatieremmers

  • gevolg
  • middelen
  • bij LE?
A
  • geen aggregatie
  • aspirine / acetylsalicylzuur / carbasalaatcalcium
  • NSAID
  • Clopidogrel
  • NIET bij LE
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Coagulatieremmer

A

Heparine: stimuleert antitrombone: remt factor IIa
LMWH: remt factor Xa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vitamine K antagonisten

  • 2 namen
  • werking
A
  • acenocoumarol, fenprocoumon

- Remmen vitamine K, dus minder productie stollingsfactor II, VII, IX en X

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

DOAC

- namen + functie

A
  • Dabigatran: remt trombine

- Rivaroxaban, apixaban, edoxaban: remmen factor Xa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Trombolyse

  • werking
  • soort (x2) + indicatie
A
  • lost het stolsel op
  • RtPA: red tissue plasminogen activator: massale longembolie
  • uPA - urokinase: vaatchirurgie, verstopte katheters.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke middelen bij veneuze trombo-embolie?

A

Heparine (LMWH) (nadropadrine), DOAC (dabigatran), vitamine K antagonist ( acenocoumarol, fenprocoumon). In zwangerschap LMWH!!

17
Q

Bij welke aandoening komt piepen en hoesten voor?

A

astma, cold, hartfalen

18
Q

Bij welke aandoening sputum?

A

astma, COPD

19
Q

Bij welke aandoening hemoptoe

A

copd, hartfalen, longembolie

20
Q

Bij welke aandoening pijn?

A

hartfalen, longembolie, pneumothorax

21
Q

Bij welke aandoening dikke enkels?

A

copd, hartfalen, longfibrose

22
Q

Bij welke aandoening palpitaties?

A

astma, copd, hartfalen, longembolie, longfibrose, pneumothorax

23
Q

Bij welke aandoening bloeddruk verandering?

A

verlaagd bij hartfalen en longembolie, bij pneumothorax normaal of verlaagd

24
Q

Bij welke aandoening saturatie verlaagd?

A

alle

25
Q

Bij welke aandoening verminderd AG

A

astma, pneumothorax

26
Q

Bij welke aandoening bijgeluiden?

A

Astma, copd, hartfalen, longembolie, longfibrose maar NIET BIJ PNEUMOTHORAX

27
Q

Bij welke aandoening is ECG nuttig?

A

hartfalen, longembolie

28
Q

Bij welke aandoening is echo hart nuttig?

A

copd, hartfalen, longembolie, longfibrose

29
Q

bij welke aandoening is X thorax nuttig?

A

copd, hartfalen, longfibrose en pneumothorax

30
Q

bij welke aandoening is CT thorax nuttig?

A

COPD, hartfalen, longembolie, longfibrose

31
Q

Bij welke aandoening is logfunctie nuttig?

A

astma, copd, hartfalen, longembolie, longfibrose,

32
Q

Wat zijn oorzaken van hypoxemie?

A

Shunt, lage V/Q, diffusiestoornis, hyperventilatie, lage FiO2

33
Q

Geeft longembolie hypoxemie?

A

Nee, want dode ruimte ventilatie geeft geen hypoxemie

34
Q

Wat is cor pulmonale?

A

Rechter ventrikel hypertrofie / dilatatie door pulmonale hypertensie bij longziekten. PH komt voor bij 20-30% van COPD patiënten en geeft pitting oedeem en benauwdheid

35
Q

Hoe ontstaat longoedeem?

A

Cardiogeen (verstoring drukken) of non-cardiogeen (schade alveolus, door bijv inhalatie chloorgas, aspiratie, trauma, infectie, medicamenteus, ALI/DAD) of neurogeen. Ook longoedeem piept, dus niet alles dat piept is astma!

36
Q

Behandeling COVID?

A

Dexamethason 6 mg/dag, antibiotica, tocilizumab en high flow zuurstof

37
Q

IPF vs chronische extrinsieke all alveolitis

A

IPF: oudere mannen, roken, beroepsexpositie, fibrose basaal, subpleuraal
EAA: reactie tegen geïnhaleerd antigeen, roken beschermt, fibrose + airtrapping