ZO week 9 Flashcards

1
Q

In het geval van maligne pleuravocht, welke bevindingen verwacht je bij lichamelijk onderzoek?

A
  • gedempte percussie
  • verminderd ademgeruis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is een transsudaat?

A

een vloeistof die vanuit het vaatstelsel van een organisme lekt naar de buitenwereld of naar een lichaamsholte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke definitie is juist voor het vaststellen van een transsudaat?

A

Ratio pleuravochtwaarde LD < 0.6 EN
eiwit < 0.5 t.o.v. serumwaarde EN
LD pleuravochtwaarde < 2/3 bovengrens van serumwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een exsudaat?

A

een vloeistof die vanuit het vaatstelsel van een organisme, soms via een wond of een ontsteking, lekt naar de buitenwereld of naar een lichaamsholte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn voorbeelden van een exsudaat?

A

Empyeem (pus in de ruimte tussen de longvliezen), pleuritis carcinomatosa, mesothelioom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn voorbeelden van een transsudaat?

A

Nefrotisch syndroom, gedecompenseerde levercirrose, decompensatio cordis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waar prik je bij de ribben?

A

er boven omdat de arterie, zenuw en vene zich vlak onder de rib bevinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel ml pleuravocht is fysiologisch aanwezig bij een gezond persoon

A

<25 ml

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vanaf hoeveel ml pleuravocht wordt dit duidelijk zichtbaar op een anteroposterieur gemaakte rontgenopname van de borstkas?

A

500 ml

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de typische presentatie van het longcarcinoom?

A
  • botpijn
  • syndroom van Horner: miosis (vernauwde pupil), ptosis (hangend bovenste ooglid) en anhidrose (niet zweten)
  • vena cava superior syndroom: openhopen bloed in aderen en weefsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is een mesothelioom?

A

kanker in bijv longvlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de typische presentatie van een mesothelioom?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is broncho-alveolaire lavage?

A

spoelen van luchtwegen en alveoli en die achteraf bekijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is de functie van chondrocyten?

A

steunweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is de functie van pneumocyt type I?

A

gaswisseling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is de functie van pneumocyt type II?

A

surfactant productie

17
Q

wat is de functie van gladde spiercellen in de long?

A

regulatie luchtstroom

18
Q

wat is de functie van trilhaardragende epitheelcellen?

A

mucustransport

19
Q

wat hebben adenocarcinomen en mesothelioom met elkaar gemeen?

A

er wordt bij beide buisvorming gezien

20
Q

welke markers worden gebruikt om onderscheid te maken tussen een adenocarcinoom en mesothelioom?

A
  • cytokeratine (mesotheel en epitheel)
  • calretinine (dit kleur mesotheelcellen aan)
  • TTF-1 (adenocarcinoom)
21
Q

wat is een risicofactor voor een mesothelioom?

A

asbest expositie

22
Q

Wat zou je doen bij iemand met een laag risico op longkanker?

A

Afwachten, maar periodieke controle met een CT scan

23
Q

Wat zou je doen bij iemand met een intermediair risico op longkanker?

A

Afwachten, maar periodieke controle met een CT scan//aanvullend onderzoek

24
Q

welk onderzoek vraag je als eerst aan bij een intermediair risico?

A

een FDG-PET scan

25
Q

Wat zou je doen bij iemand met een hoog risico op longkanker?

A

overgaan tot een thoractomie// aanvullend onderzoek

26
Q

welke volgorde van aanvullend onderzoek is essentieel bij hoog risico?

A
  1. eventuele oude foto’s opvragen en vergelijken
  2. een bronchoscopie
  3. een trans-thoracale punctie
  4. een wigresectie via VATS
27
Q

wat is de sensitiviteit en specificiteit van FDG-PET?

A

50-70% en 80-100%

28
Q

wat is de sensitiviteit en specificiteit van transthoracaal biopt?

A

65% en 95%

29
Q

Wat is bij een nodule kleiner dan 10 mm de belangrijkste voorspellende factor voor maligniteit bij iemand met een hoog risico op longkanker?

A

de grootte