PD week 8 Flashcards

1
Q

welk kenmerk past er bij chronische lymfatische leukemie?

A

t(9;22): BCR-ABL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de behandeling van ALL?

A

Inductiekuren (4 weken opgenomen) → aantal consolidatiekuren → Nabehandeling 2 jaar
(onderhoudsbehandeling, kan thuis) of stamceltransplantatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is het verschil tussen inductie en consolidatie kuren?

A
  • Inductie is aanleiding tot remissie (eerste klap) hierbij wil je snel de ziekte onderdrukken
  • consolidatie is handhaven van remissie (zorgen dat het niet terug komt) en overgebleven kankercellen te doden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een Hickman?

A

centrale lijn waar alle medicijnen doorheen gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat zijn de afwegingen voor allogene stamceltransplantatie?

A
  • recidief risico i.v.m. chemotherapie (ziekte-gerelateerde factoren)
  • mortaliteitsrisico (patiënt-gerelateerde factoren)
  • recidief en sterfte samen geven indicatie van de te verwachten ziektevrije overleving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de complicaties bij allogene stamceltransplantatie?

A
  • toxiciteit
  • afstoting (HVGR)
  • omgekeerde afstoting (GVHD)
  • infecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is het multipel myeloom?

A

letterlijk meerdere tumoren in het beenmerg. Het is een kwaadaardige woekering
van plasmacellen in het beenmerg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn lichte ketens?

A

kappa en lambda

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn zware ketens?

A

IgM, IgG, IgA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een plasmacel?

A

Plasmacellen: bijdrage in de bestrijding van infectieziekten. Hiervoor maken zij verschillende
type afweerstoffen aan. Deze afweerstoffen zijn eiwitten die in bloed circuleren en heten ook wel: antistoffen of
immunoglobulines. ze bestaan uit combinaties van zware en lichte ketens bv: IgG-kappa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is het immunoglobuline M-proteïne?

A

monoklonaal plasmacel met productie van hetzelfde immunoglobuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de diagnostische criteria voor MM?

A

Klonale beenmerg plasmacelpopulatie ≥ 10% (bij voorkeur het beenmergbiopt gebruiken
voor bepaling plasmacelpercentage) of PA bewezen bot- of extramedullair plasmacytoom,
en één of meer myeloma defining event (MDE): CRAB-criteria. Schade door multiple
myeloom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waar staat de afkorting CRAB voor?

A
  • (C) Hypercalciëmie: >2.75
  • (R) Nierfunctiestoornissen: kreatinine klaring < 40 mL per min of serum creatinine > 177 μmol/L
  • (A) anemie: Hb < 6,2
  • (B) botlesies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is een ANDERE manier om MM vast te stellen?

A

aanwezigheid van één of meer van de volgende biomarkers:
- >60% plasmacellen in het beenmerg
- vrije lichte keten ratio>100
- een ossale laesie op MRI-scan (> 5mm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat doet de plasmacel bij botlaesies?

A

zet de osteoclast aan en zet de osteoblast uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is nodig om de diagnose MM te stellen?

A
  • Plasma cel morfologie
  • Plasma cel percentage
  • Biopt
  • Flow cytometrie
  • FISH
17
Q

wat is de behandeling bij symptomen van MM?

A
  • combinatie van: chemo, corticosteroïden, immunosuppressiva, pijnstilling en profylaxe
  • supportive care: vaccinaties, EPO ni persisterende anemie en bestraling/chirurgie bij ernstige rugpijn
18
Q

wat zijn de chromosomale afwijking bij MM?

A
  • t(4;14)
  • t(14;16)
  • deletie chromosoom 17 = hele slechte prognose