ZO week 13 Flashcards
wat is de onderverdeling van de huidtypes?
- huidtype 1 = haar: rood/blond, huid: wit met sproeten, ogen: blauw
- huidtype 2 = haar: blond, kleur = lichtbeige, ogen: blauw/groen
- huidtype 3 = haar: bruin, huid: beige, ogen: groen/bruin
- huidtype 4 = haar: bruin/zwart, huid: lichtbruin, ogen: bruin
- huidtype 5 = haar: zwart, huid: bruin, ogen: donkerbruin
wat zijn de risicofactoren voort het ontwikkelen van een melanoom?
- UV-straling
- aanwezigheid atypische naevi
- bleke en sproeterige huid
- blond of rossig haar
- positieve FA
- totaal aantal naevi > 100
hoe herken je een melanoom?
Area (asymmetrisch voor melanoom)
Begrenzing
Color
Diameter
Evolutie: melanoom is veranderlijk
Leg uit waarom de schildwachtklierprocedure een stadiërende, en dus geen therapeutische ingreep is.
het geeft vooral info over de prognose. er is geen bewijs dat de behandeling helpt
waar is een reëxcisie afhankelijk van?
de Breslow-dikte als deze <2 mm dan doen we 1cm marge en is die >2mm dan een 2 cm marge
wat is de T classificatie van een melanoom?
- Tis: in situ
- T1: dikte <1.0 mm; a = zonder ulceratie en mitosen <1, b = met ulceratie of mitosen > 1
- T2: dikte > 1,0 - 2,0
- T3: 2,0-4,0 mm
- T4: > 4,0
wat is de N classificatie bij een melanoom?
N0 = geen
N1 = 1 kliermetastasen a: micro, b: macro
N2 = 2-3
N 3 = 4 of meer aangedane klieren, of conglomeraat van kliermetastasen of in-transit metastasen en/of satellieten met aangedane klieren
wat is de M classificatie bij een melanoom?
M0 = geen metastasen geen meetbaar LDH
m1 = metastasen op afstand, a: huid-, subcutane of klier, b: long, c: alle andere viscerale metastasen LDH kan verhoogd zijn
wat is de AJCC (klinische stadiëring) 0 en IA?
T = Tis of T1a
N = 0
M = 0
wat is de AJCC (klinische stadiëring) IB?
T1b, T2a, N0, M0
Welke nacontroleschema is geadviseerd bij AJCC stadium IB en hoger?
1e jaar: 4 / 2e jaar: 2 / 3e jaar: 1 / 4e jaar: 1 / 5e jaar: 1
Wat is de doelstelling van de behandeling van premaligne afwijkingen van de baarmoedermond?
Opsporen en voorkómen van of tijdig ingrijpen bij invasief cervixcarcinoom.
Beschrijf de drie hoofdstrategieën (nu en in de nabije toekomst) in de strijd tegen cervixcarcinoom.
(a) preventie: vaccinatie tegen HPV; (b) vroege diagnose: bevolkingsonderzoek (c) therapie: chirurgie en/of chemotherapie.
Wat zijn in grote lijnen de criteria waarop de cellen in de uitstrijk worden beoordeeld?
Het vòòrkomen van abnormale cellen op grond van (a) celgrootte (groot=normaal) (b) kerngrootte (klein=normaal) (c) verhouding kern:cytoplasma (gelijk is abnormaal).
Wat zijn de beperkingen van deze cytologische diagnostiek?
(a) Risico op vals-negatieve en vals-positieve uitslagen (b) Onderscheid tussen benigne en maligne niet goed mogelijk – daarvoor is histologie nodig.