Tentamen vragen (open) Flashcards

1
Q

Leg uit wat omgekeerde isolatie betekent.

A

Patient mag niet de kamer verlaten (1p) (behalve met bescherming en voor onderzoeken), medisch personeel en bezoek
moet bij betreden van kamer speciale maatregelen nemen mbt hygiëne (1p)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke drie blootstellingen geven het meeste risico op het ontwikkelen van
longkanker?

A

Tabak, radon, asbest (evt fijnstof?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem twee manieren om pijn te meten.

A
  • NRS: numeric rating scale
  • VAS: visueel analoge schaal
  • Gezichtjes schaal
  • Verbale rating schaal (geen-licht-matig-ernstig)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem vier veel voorkomende (>10%) bijwerkingen van bij behandeling van
mammacarcinoom veel gebruikte chemotherapie te weten: anthracyclines en
taxanen.

A
  • Misselijkheid/braken
  • Alopecia
  • Neutropenie
  • Sensore neuropathie
  • Smaakveranderingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef drie redenen waarom het bestralingsplan met tangentiële velden zoals in
de afbeelding gepland wordt.

A
  • Ten einde de rechter long te sparen (1p)
  • Ten einde het hart te sparen (1p)
  • Ten einde de linker mamma te sparen (1p)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem vier klinische en/of pathologische factoren die inzage geven in de kans
op het ontwikkelen van afstandsmetastasen bij primair mammacarcinoom.

A

c/pT stadium
c/pN stadium
TNBC
Slechte respons op NAC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

1 Wat is de belangrijkste prognostische factor voor overleving bij een
gemetastaseerd colorectaalcarcinoom? (1p)
2 Wat is de mediane overleving bij een gemetastaseerd
colorectaalcarcinoom zonder chemotherapie en wat is deze met
chemotherapie? (2p)

A
  1. De Performance Status
  2. 6-8 maanden vs 24 maanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

1 Wat komt in het gesprek als eerste aan de orde om te beoordelen of er een
erfelijke aanleg kan zijn? (1p)
2 Wat zijn vervolgens de redenen om de patiënte te verwijzen naar Klinische
Genetica? (2p)

A
  • Navragen of er verder in de familie borst- of eierstokkanker voorkomt (1p)
  • Patiënte verwijzen naar Klinische Genetica, omdat:
    1. er altijd een kans is op een erfelijke aanleg, ook als er geen andere vrouwen in de familie zijn met borst- of
    eierstokkanker (1p)
    2. het in de toekomst gevolgen kan hebben voor de behandeling van patiënte (bij recidief ziekte) (1p)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noem drie veelvoorkomende postoperatieve complicaties (< 30 dagen) van een
radicale cystectomie met urineafleiding en drie veelvoorkomende lange termijn
complicaties van een radicale cystectomie met urineafleiding

A

Postoperatief: wondinfectie, urineweginfectie, intra-abdominaal abces, trombo-embolisch, ileus
Lange termijn: parastomale hernia, metabole acidose, littekenbreuk, nierinsufficiëntie, ureterstenose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg kort uit wat het nut is van het SCID muismodel in onderzoek naar nieuwe
therapieën tegen kanker

A

Het is een immuundeficient model
Hierin worden humane tumoren getransplanteerd
Hierin wordt de werkzaamheid van nieuwe medicijnen in vivo getest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen een visueel analoge schaal (VAS) en een numerieke rating schaal (NRS)?

A
  1. Bij een VAS zet de patiënt een markering op een lijn van 10cm.
  2. Bij een NRS geeft een patiënt een numerieke score op een 0-10 schaal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bij patiënten waarbij er sprake is van niet-op-afstand gemetastaseerd mammacarcinoom (M0) en de indicatie voor systemische therapie
reeds gesteld is, kunnen er medische redenen zijn waarom neo-adjuvante chemotherapie de voorkeur heeft.
Noem drie medische redenen. (3p)

A

Mogelijkheid tot monitoren van de respons op systemische therapie (1p)
Mogelijkheid tot tumorverkleining bij tumoren die bij aanvang niet borstsparend te opereren zijn maar aan het einde van de chemotherapie mogelijk wel
zodat een lumpectomie mogelijk is (“lumpectabel” maken) (1p)
Tijd voor verrichten van klinisch genetisch onderzoek waarbij de uitslag mede bepalend is voor het type borstoperatie waar een patiënt voor kiest (1p)
Snel een behandeling bieden voor het ‘ hele lichaam ‘ in plaats van alleen lokaal (1p)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg in maximaal 50 woorden uit waarom vaker wordt gekozen voor de reconstructieve lift dan voor de reconstructieve ladder
en benoem hierbij het primaire doel van een aangezichtsreconstructie.

A

Het doel van een aangezichtsreconstructies is om zowel functioneel als esthetisch het beste resultaat te krijgen.
Als het eindresultaat (functioneel en/of esthetisch) beter wordt met een meer complexe oplossing, wordt voor de lift gekozen i.p.v. de ladder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem drie verschillende manieren van lokale of locoregionale behandeling van levermetastasen van het colorectaal
carcinoom. (3p

A

resectie, ablatie (RFA/MWA/evt cryo), stereotactische RTX, TACE, SIRT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bespreek in maximaal 50 woorden voor zowel ‘blindering’ als ‘allocation concealment’, naar welke actoren en naar welk
moment in de studie je moet kijken

A

Bij Blinderen kijk je naar Patiënt/Behandelend arts en Effectbeoordelaar, bij AC naar de persoon die de randomisatie doet. (2p)
Blinderen gaat over de periode na randomisatie, AC over de periode tot aan randomisatie. (2p

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem vier patiëntgebonden factoren die een contra-indicatie vormen voor behandeling met cisplatinum bevattende
chemotherapie.

A
  1. Slechte nierfunctie (GFR<60 ml/min)
  2. Gehoorstoornissen
  3. Polyneuropathie
  4. Actueel cardiovasculair lijden
  5. De performance status van de patiënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Beschrijf in maximaal 20 woorden het werkingsmechanisme van anti-PD1 checkpoint remmers die bij de behandeling van het
melanoom veel worden gebruikt; voorbeelden van deze middelen zijn nivolumab of pembrolizumab.

A

T-cel activatie via blokkade van PD1, waarop immuunrespons tegen maligniteit optreedt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Benoem 2 voordelen en 2 nadelen van het gebruik van het Newcastle disease virus ten opzichte van het gebruik van
andere oncolytische virussen in de viro-immunotherapie

A

Voordelen:
1. Het is een animaal virus, geen ziekteverwekker voor de mens, dus veilig voor mens
2. Genetische manipulatie mogelijk
3. Effectiviteit wel al bewezen door middel van klinische trials
Nadelen:
1. Tot nu toe een te lage effectiviteit in klinische trials
2. Veiligheid voor het milieu (pluimvee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Geef in maximaal 20 woorden het verschil aan tussen een uitstrijkje van de baarmoederhals in het kader van het
bevolkingsonderzoek en een uitstrijkje in het kader van de klacht postcoïtaal bloedverlies.

A

HPV bepaling versus cytologische beoordeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarom kan bij een navelstrengbloedtransplantatie een groter verschil in
HLA-eiwitten worden geaccepteerd vergeleken met een transplantatie met een
volwassen stamceldonor?
Noem twee redenen.

A
  • Minder T-cellen in het transplantaat (1p)
  • T-cellen zijn naïef; nog niet eerder in aanraking geweest met een antigeen.(1p)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke vier van deze kenmerken passen goed bij het diffuus grootcellig B-cel
Lymfoom?

A
  1. curabele ziekte
  2. agressief beloop
  3. CD20 expressie
  4. meest voorkomend lymfoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Je bent longarts en er wordt een 55-jarige man naar je verwezen met klachten van
kortademigheid met op de röntgenfoto pleuravocht. Je verricht een pleurapunctie.
Welke drie onderzoeken laat je uitvoeren op het pleuravocht?

A

Klinisch chemisch onderzoek, kweek en cytologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bij het mammacarcinoom komen frequent micrometastasen voor.
1 Wat wordt bedoeld met micrometastasen? (1p)
2 Hoe zijn deze micrometastasen te detecteren? (1p)
3 Wat is het wezenlijke verschil tussen micro- en macrometastasen? (2p)

A
  1. Dit zijn metastasen van het mammacarcinoom die niet zichtbaar zijn op reguliere beeldvorming.
  2. Met nieuwe geavanceerde technieken (liquid biopsies en dus CTC, ctDNA).
  3. Macrometastase is wel zichtbaar op reguliere beeldvorming. Als buiten locoregionale gebied meestal niet meer curatief
    te beantwoorden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Bij een borstreconstructie kan gebruik worden gemaakt van lichaamseigen
(autoloog) weefsel.
Noem twee donorsites voor een autologe reconstructie.

A

De rug (latissimus dorsi spier), de buik (TRAM-lap of DIEP- lap), billen (S-GAP of I-GAP) en bovenbenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Je bent chirurg. Op je poli komt een 64-jarige man met een blanco medische
voorgeschiedenis. Hij heeft passageklachten, maar is niet afgevallen.  Al het
aanvullend onderzoek is reeds gedaan in het verwijzend ziekenhuis. Er is sprake
van een adenocarcinoom in de distale oesophagus met een locoregionale
lymfkliermetastase (paratracheaal rechts). 
Wat is de aangewezen behandeling voor deze patiënt?

A

Neoadjuvante chemoradiotherapie (2p) gevolgd door (transthoracale) slokdarmresectie.(2p)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Er is een aantal factoren dat de kans op een irradicale excisie of een recidief van
een basaalcelcarcinoom vergroot.
Noem vier factoren.

A
  • Recidief/ residu basaalcelcarcinoom
  • H-zone gelaat
  • Agressief histologisch subtype: sprieterig groeiend
  • micronodulair
  • Perineurale of intraneurale groei
  • Vasoinvasie/ angio invasie
  • Moeilijk afgrensbaar
  • Groter dan 2 cm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

In studies die gaan over pijnscores staan onder andere de volgende gegevens:
1 Studie 1: Gemiddelde pijndaling in groep A was 3.4.
2 Studie 2: Gemiddelde pijndaling in groep A was 3.4 (± 1.8).
3 Studie 3: Gemiddelde pijndaling in groep A was 3.4 (95% CI 2.9 – 3.9).
4 Studie 4: Gemiddelde pijndaling in groep A was 3.4 (range 1-10).
Schrijf de nummers op van de studies waar je dit kwaliteitsaspect met een ‘Ja’
zou moeten beantwoorden.

A

2 en 3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Als een patiënt zich bij de huisarts meldt voor een jaarlijkse check-up, kan
overwogen worden om daarbij het PSA te meten. Als huisarts dien je dan een
gesprek te kunnen voeren waarbij de voor- en nadelen van prostaatkankerscreening
aan bod komen.
Als wordt gekozen de prostaat te controleren op prostaatkanker, kan de huisarts op
basis van drie overwegingen een juiste risico-inschatting maken.
Welke drie overwegingen zijn dit?

A

Serum PSA bepaling 1p Rectaal toucher 1p Risico-calculatie middels een digitale rekenmodule 1p

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Noem twee ontwikkelingen die kenmerkend waren voor en/of bijdroegen aan
de sterke opkomst van de statistisch-epidemiologische denkstijl in de
geneeskunde in de tweede helft van de 20e eeuw.

A

Twee van onderstaande ontwikkelingen:
- de opkomst van de randomized controlled trial (RCT) als de gouden standaard voor het testen van de werkzaamheid
van nieuwe geneesmiddelen;
- epidemiologische (populatie) studies van chronische ziekten en het bijbehorende ‘paradigma’ van risicofactoren (bijv.
Framingham-studie en onderzoek naar verband roken en longkanker);
- de opkomst van klinische epidemiologie en evidence-based medicine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

De performance status (PS) van een patiënt is essentieel om te bepalen of deze al
dan niet voor studiedeelname in aanmerking kan komen.
Noem twee argumenten die het belang van de inschatting van de PS verklaren

A

ethische afweging, meer kans op bijwerkingen bij slechte conditie, minder kans op voordeel bij slechte conditie, kans dat
geneesmiddel op onterechte gronden als onwerkzaam wordt beoordeeld bij slechte conditie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Er worden wereldwijd in (pre-) klinische trials al verschillende virussen als
oncolytisch virus gebruikt. Binnen het Erasmus MC wordt aan het Newcastle
Disease virus als oncolytisch virus gewerkt.
Noem twee voordelen en twee nadelen van het gebruik van het Newcastle
Disease virus als oncolytisch virus.

A
  1. Het is een animaal virus, geen ziekteverwekker voor de mens, dus veilig voor mens
  2. Genetische manipulatie mogelijk
  3. Effectiviteit wel al bewezen dmv in eerdere klinische trials
    Nadelen:
  4. Tot nu toe een te lage effectiviteit in klinische trials
  5. Veiligheid voor het milieu (pluimvee):
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

hoe bereken je het aantal pack years?

A

aantal pakjes sigaretten per dag x hoelang ze roken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Waar staat de afkorting NRS voor?

A

Numerieke rating schaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Noem drie voordelen van een tissue expander/prothese-reconstructie ten
opzichte van een autologe reconstructie.

A
  1. Geen extra littekens (behoudens het mastectomielitteken)
  2. Technisch eenvoudiger
  3. Kortere operatieduur
  4. Minder grote complicaties
  5. Volume zelf te bepalen (met tissue expanders)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welk essentieel voordeel van borstkanker screening wordt in dit review
besproken en moet volgens het panel afgewogen worden tegen welk belangrijk
nadeel van borstkanker screening?

A

Voordeel: mortaliteitsreductie (of sterftereductie) (2p)
Nadeel: overdiagnostiek (2p)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Noem vier klinische kenmerken zichtbaar op de foto in de bijlage die passen
bij de diagnose plaveiselcelcarcinoom?

A
  • tumor
  • ulceratie
  • keratose
  • actinische keratose/ zonbeschadiging omliggende huid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Noem twee indicaties voor een lokale lap.

A
  • als primaire sluiting overmatige spanning op de wondranden zou geven
  • als primaire sluiting niet mogelijk is
  • als primaire sluiting zou resulteren in verstoring van anatomische structuren (bv. philtrum, onderooglid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Noem vier factoren die tegen het aanleggen van een neoblaas pleiten.

A
  1. Slechte nierfunctie (GFR<45 ml/min)
  2. Eerdere radiotherapie op het kleine bekken
  3. Tumor gelokaliseerd op de blaashals / urethra prostatica
  4. Leeftijd > 75 jaar
  5. Onvermogen zelfkatheterisatie toe te passen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is het belangrijkste voordeel van het sparen van de neurovasculaire
bundels bij een radicale prostatectomie?

A

Behoud van erectiele functie (2p)

40
Q

Noem de drie belangrijkste genen van het human papilloma virus (HPV) die
de proliferatie van de gastheercel stimuleren. (3p)
Beschrijf tevens per gen het werkingsmechanisme. (3p)

A

E5 (1p) Stimuleren van EGF-receptor
E6 (1p) Bindt aan p53; Inactiveren van p53 functie; geen apoptose
E7 (1p) Bindt aan pRB; activering van E2F; expressie celcyclus genen

41
Q

Welke vier onderwerpen dienen tijdens dit geplande gesprek in ieder geval aan
de orde te komen om aan de wettelijke eisen van euthanasie te voldoen?

A
  • Het verzoek van patiënte (1p)
  • Haar diagnose en prognose (1p)
  • Wat patiënte onder ondraaglijk lijden verstaat (1p)
  • Mogelijke alternatieven om het lijden te verlichten (1p)
42
Q

Noem twee voordelen en twee nadelen van het herhaald afnemen van biopten
ter verkrijging van tumormateriaal voorafgaand en/of tijdens deelname aan
studiebehandelingen.

A

voordelen: (1p per goed benoemd voordeel; max 2p)
- je kunt tijdens behandeling het biologisch (farmacodynamisch) effect direct in de tumor meten
- je kunt voorafgaand aan studiebehandeling vaststellen of een bepaald target eiwit aanwezig is in de tumor (prediktieve
waarde/factor)
- je kunt analyseren wat er verandert in de tumor als deze resistent wordt tegen een behandeling
nadelen: (1p per goed benoemd nadeel; max 2p)
- een afgenomen biopt is niet altijd representatief voor de hele tumor
- de procedure is soms pijnlijk en belastend voor patiënten
- het kan anderszins gemotiveerde patiënten doen afzien van studiedeelname

43
Q

Noem de drie belangrijkste eigenschappen van een veilig én effectief werkend
oncolytisch virus.

A
  • Veiligheid voor zowel gastheer als milieu
    (niet ziekteverwekkend voor patiënt en niet ziekteverwekkend voor mensen EN DIEREN in de omgeving);
  • Oncolyse van cellen (tumor degeneratie)
  • Opwekken van - of verbeteren van - tumor gerichte immuun response
44
Q

Op welke twee karakteristieken wordt dit medicijn gedurende het
proefdieronderzoek getest?

A

toxiciteit en effectiviteit

45
Q

Noem drie diagnostische procedures op beenmerg die van belang zijn voor de diagnostiek en prognose-bepaling van
MDS? (3p)

A

morfologie (aspiraat), pathologie (biopt), cytogenetica.

46
Q

Je bent huisarts. Je ziet op je spreekuur een 25-jarige jongedame met wisselende koorts en keelpijn sinds 2 weken. Laboratoriumonderzoek
toont een hemoglobine van 4.2 mmol/ (referentie 7.5-10.0 mmol/L), leukocyten 3.1x10^9/L (ref 5-10 x10^9/L) en trombocyten 90 x10^9/L (ref
150-400 x10^9/L). Je besluit patiënte direct in te sturen naar de Spoedeisende Hulp.
Aan welke diagnose denk je als eerste en welk aanvullend onderzoek wordt als eerste op de SEH gedaan? (2p)

A
  1. AML/ALL
  2. leukocyten differentiatie
47
Q

Noem twee manieren om een gebied van DCIS voor de operatie te lokaliseren, waarbij mammasparend zal worden
geopereerd? (2p)

A
  1. Draad/ Draden
  2. Jodiumbron/ meerdere bronnen
  3. Technetium-99m (ROLL)
48
Q

Geef vier voorbeelden van late toxiciteit van adjuvante radiotherapeutische behandeling van een T3N2 mammacarcinoom
die zou kunnen ontstaan. (4p)

A

Fibrose
Teleangiectasieen
Radiatiepneumonitis
Longfibrose
2e
prim longtumor
2e
prim mammatumor
Hartschade
Hypothyreoidie
Lymfoedeem van de arm
Atrofie van de mamma
Hyperpigmentatie
Functieverlies melkproductie
Ribfracturen

49
Q

Wat is een ‘patient derived xenograft’ en hoe wordt die gemaakt? (3p)

A

Het is een menselijke tumor (1p) die wordt doorgekweekt in een muis (1p). Een stukje van de tumor wordt in een immuundeficiënte muis (1p)
geïmplanteerd en groeit daar uit tot een tumor, die opnieuw getransplanteerd kan worden

50
Q

Wat is het meest voorkomende expressieprofiel van ER en Her2neu receptoren?

A

ER positief
Her2neu negatief

51
Q

Wat is het meest voorkomende expressieprofiel van deze receptoren?

A

R1 microscopisch irrradicaal (2p)
R2 macroscopisch irrradicaal (2p)

52
Q

Wat is de belangrijkste voorwaarde om een defect te mogen sluiten met een lokale lap na huidkanker excisie? (2p)

A

De tumor/huidkanker moet radicaal verwijderd zijn alvorens over te gaan tot sluiting met een lokale lap. (2p of niets)

53
Q

Noem twee onderzoeken die in Nederland worden gebruikt bij het screeningsprogramma voor colorectaal carcinoom. (2p)

A

faeces immunochemische test (FIT), ontlastingstest, colonoscopie.

54
Q

Wat is de belangrijkste overeenkomst en het belangrijkste verschil active surveillance en watchfull waiting?

A

Overeenkomst: afwachten, conservatief blijven maar wel regelmatig controleren, behandelingen uitstellen, zo lang mogelijk bijwerkingen uitstellen, en
kwaliteit van leven zo lang mogelijk optimaal houden.(1p)
Verschil: cureren versus palliëren, genezen versus remmen, lokale therapie versus systemisch.(1p)

55
Q

Bij welk(e) studietype(s) beoordeel je ‘blindering’ en bij welke studietypes beoordeel je ‘allocation concealment’? (4p)
1. randomized controlled trials
2. cohort studies
3. case-control studies
4. diagnostische studies

A

randomized is 1 en 4
allocation is 1

56
Q

Wat wordt bedoeld met het therapeutisch window van een geneesmiddel? (2p)

A

Het verschil tussen werkzame dosis en de dosis waarbij ongeoorloofde bijwerkingen optreden. (2p)

57
Q
  1. Wat staat centraal in de primaire preventie van baarmoederhalskanker? (1p)
  2. Wat staat centraal in de secundaire preventie van baarmoederhalskanker? (1p
A
  1. vaccinatie (of seksuele onthouding) (1p)
  2. BVO baarmoederhalskanker, of cytologie, of uitstrijkje, of HPV bepaling cervix. (1p)
58
Q

Welke antigenen spelen een centrale rol in de acceptatie of afstoting van weefsels en dus ook van stamceltransplantaten?

A

humane leukocyten antigenen (HLA)

59
Q

Noem drie redenen om bij een patiënte die recent gediagnostiseerd is met mammacarcinoom onderzoek in te zetten naar
afstandsmetastasen? (3p)

A
  • cT4; Bij een patient met een in de huid doorgroeiend mammacarcinoom
  • pN2/3; Bij een patient met palpabele okselklieren
  • Bij een patient die tevens rugpijnklachten heeft
  • Als er eerder in dezelfde borst kanker heeft gezeten
  • tweede primair mamacarcinoom in zelfde borst waarbij een recidief mammacarcinoom niet is uitgesloten
60
Q

Er zijn twee overwegingen ten aanzien van de timing van reconstructie, namelijk direct of uitgesteld.
Er zijn twee overwegingen ten aanzien van de techniek van de reconstructie, namelijk autoloog of een prothese.
Noem bij iedere mogelijkheid tenminste één voordeel. (4p)

A

voordeel direct: 1 operatie minder, behoud huid-envelop, psychologisch: niet plat
voordeel uitgesteld: meer bedenktijd, makkelijker te plannen, minder grote operatie in 1 keer
voordeel autoloog: mooiste/natuurlijkste resultaat. Ook na bestraling mogelijk. Geen ‘onderhoud’ (wissel prothese)
voordeel prothese: kortere operatie, geen extra littekens, geen risico op afstotin

61
Q

Noem twee arteriële structuren (proximaal en distaal) die bij deze procedure moet worden geligeerd (afgebonden). (2p)

A

proximaal: a. colica media
distaal: a. mesenterica inferior

62
Q

In welke twee organen bevinden zich het vaakst de uitzaaiingen van gastrointestinale tumoren? (2p)

A

lever en long

63
Q

Noem twee indicaties om bij een patiënt met een primair rectumcarcinoom neoadjuvante chemoradiotherapie te geven. (2p)

A

1 Bedreigde resectiemarge (MRF+)
2 T4 rectumcarcinoom
3 Positieve lymfklieren (cN+)

64
Q

Het is van belang dat targeted therapieën zijn getest in (meerdere) klinisch relevante- onderzoeksmodellen.
1. Waarom is dat belangrijk? (2p)
Beschrijf je antwoord in maxinaal 50 woorden
2. Noem twee voorbeelden van preklinische modelsystemen. (2p)

  1. Noem tenminste één beperking van elk model. (2p)
A
  1. Targeted therapieën moeten kunnen aantonen dat het gerichte aanpakken van het specifieke target werkelijk resulteert in vermindering
    van tumorgroei of tumorprogressie
  2. Meerdere modellen zijn nodig om aan te tonen dat het gevonden effect niet veroorzaakt wordt door een afwijking alleen in dat specifieke
    model, maar dat het remmen van dezelfde target in meerdere modellen een vergelijkbare effect laat zien.
    2.
  3. Xenograft-model (PDX) waarin tumorweefsel van een patiënt groeit in een immuun-deficiënte muis
  4. Ex vivo weefselplakjes (tissue slices) van (patient)tumoren/biopten
  5. In vitro 2D of 3D (organoid) celkweken van (patient)tumoren/biopten/CTCs
    3.
  6. PDX: muis-achtergrond, cross-species verschillen, geen immuunsysteem, PK issues bij behandeling
  7. Tissue slices: geen vascularisatie, beperkte houdbaarheid, beperkte assay-tijd
  8. 2D/3D kweken: risico op selectie van (tumor)cellen, geen vascularisatie, optimale groeicondities verschillend van biologische omgeving
65
Q

Er is een aantal zwaarwegende argumenten waarom vroegklinisch onderzoek (fase I studie) alleen kan plaatsvinden bij patiënten in een
(voor de omstandigheden) goede klinische conditie
Geef hiervoor twee argumenten. (4p)q

A

Bij een patiënt in goede conditie is de kans op een positief effect (respons) groter dan in geval van een slechte conditie
Bij een patiënt in goede conditie is de kans op een negatief effect (bijwerkingen) effect kleiner dan in geval van een slechte conditie
Bij studies in patiënten met een slechte conditie is de kans groter dat een potentieel medicament op onterechte gronden vroegtijdig
“sneuvelt” (de term pharmacoptosis alleen is niet voldoende)

66
Q

Noem de twee belangrijkste eisen van een veilig en twee van een effectief werkend oncolytisch virus. (4p)

A

Veilig
Veilig voor zowel gastheer (niet ziekteverwekkend voor patiënt) als mensen EN DIEREN in de omgeving)
Wordt niet geïncorporeerd in het genoom en kan niet recombineren met andere virussen (niet muteren)
Effectief:
Induceert Oncolyse van cellen (tumor degeneratie)
Opwekken van - of verbeteren van- tumor gerichte immuun response

67
Q

Wat is de kans (percentage) dat twee zussen van dezelfde vader en moeder HLA identiek zijn aan elkaar? (2p)

A

25%

68
Q

Noem de twee indicaties voor opioïdrotatie. (2p)

A
  1. onvoldoende effect/pijnreductie
  2. te veel bijwerkingen
69
Q

Beschrijf twee kenmerkende verschillen tussen lobulair mammacarcinoom en invasief mammacarcinoom NST. (2p)

A

Diagnostiek is vaak lastiger (1p), ander metastaseringspatroon (1p), vaak minder chemotherapie gevoelig (1p)

70
Q

Noem drie specifieke lokalisaties van uitzaaiingen die relatief vaak voorkomen bij lobulair mammacarcinoom. (3p)

A

leptomenigeaal, naar ovaria, rondom holle organen, peritonitis carcinomatos (3p)

71
Q

Wat wordt bedoeld met de term Deficit incidence? (4p)

A

Daling van de borstkanker incidentie onder de baseline incidentie (1p) in de leeftijdsgroep die niet meer in aanmerking komt voor screening (3p).

72
Q

Benoem de twee delen van het colon welke, samen met het 1/3 deel colon transversum, bij deze procedure worden
verwijderd. (2p)

A

Colon descendens, colon sigmoideum

73
Q
  1. Hoe noem je het uitstellen van curatieve therapie? (1p)
  2. Komen high risk of juist low risk tumoren in aanmerking voor uitstel van curatieve therapie? (1p)
  3. Hoe noem je uitstel van palliatieve therapie? (1p)
  4. Wat is de meest toegepaste palliatieve therapie bij prostaatkanker? (1p)
A
  1. Active surveillance (geen andere antwoorden mogelijk) (1p)
  2. Low risk tumoren (1p)
  3. Watchfull waiting (Conservatief beleid of afwachten beleid of expectatief beleid halve punt) (1p)
  4. Androgeendeprivatie (ADT, Testosteronblokkade, hormoontherapie, Castratie of LHRH agonistenook goed) Niet goed/te vaag: pillen, prikken, operatie,
    Bicalutamide, anti-androgenen, orchidectomie. (1p)
74
Q

Welke drie dingen doet de huisarts zelf bij prostaatkanker onderzoek? (3p)

A

Serum PSA bepaling 1p
Rectaal toucher 1p
Risico-calculatie middels een digitale rekenmodule 1p

75
Q

Beschrijf in maximaal 50 woorden het werkingsmechanisme van het E7-eiwit. (3p)

A

E7 bindt aan pRB (1pt) waardoor E2F vrijkomt (1pt); E2F is nu in staat expressie van celcyclus regulerende genen te stimuleren. (1pt)

76
Q

Beschrijf in maximaal 40 woorden wat deze pathologische en moleculaire analyses zouden kunnen tonen in een tumor die
heeft gerespondeerd op blootstelling aan de compound, en in een tumor die duidelijk progressie toonde na studiedeelname.
(4p)

A

Respons; relevante target of pathway is geremd, tumor is avitaal/necrotisch geworden
Progressie; Je kunt relevante pathway nog aantonen, tumor is vitaal, secundaire mutaties aantoonbaar

77
Q

Je bent SEH-arts. Je ziet een patiënt met fors bloedverlies. Je besluit om vast een plasma transfusie te geven. De patiënt heeft bloedgroep
0-neg. Er is in het ziekenhuis alleen een plasma zakje A-neg beschikbaar.
Kan dit veilig worden toegediend?

A

Ja, er is sprake van bloedgroep incompatibiliteit
Ja, er behoort geen ernstige (hemolytische) transfusie reactie ontstaan
Ja, bloedgroep O heeft anti -A en anti-B in het plasma, Bloedgroep A heeft anti-B in het plasma maar dat kan bij bloedgroep O geen kwaad

78
Q

De expressie van het CXCR4 molecuul op de tumorcellen blijkt een negatief prognostische waarde te hebben bij mammacarcinoom.
Wat is hiervoor de meest waarschijnlijke verklaring? (2p)

A

CXCR4 is de chemokine receptor waarmee cellen SDF-1 / CXCL12 herkennen (1p). Dit chemokine is in relatief hoge concentraties
aanwezig in locaties waarnaar mammacarcinoomcellen metastaseren (1p), zoals bot/beenmerg, hersenen, lymfeklieren en lever

79
Q

Welke drie blootstellingen geven de grootste kans op het ontwikkelen van longkanker? (2p)

A

tabak, radon, asbest, fijnstof

80
Q

Leg uit wat TNM betekent en wat het doel hiervan is? (2p)

A

T= tumor grootte/aantal
N=locatie lymfeklieren
M= metastasen (1p voor TNM uitleg)
Doel patiënten groeperen met eenzelfde prognose (1p)

81
Q

Wat zijn de drie meest voorkomende symptomen van het colorectaal carcinoom? (3p)

A

Veranderd ontlastingspatroon, bloedverlies, buikpijn 

82
Q

Welk item van deze 8 onderdelen geeft, bij jullie systematisch review, het grootste risico op bias? Motiveer je antwoord in
maximaal 30 woorden. Alleen bij een juiste motivatie kun je punten scoren. (2p)

A

Comparability of cohorts on the basis of the design or analysis 5 geeft de grootste kans op bias, confounding by indication: de AGIOS opereren de gevallen waarbij de vooraf kans op complicaties
lager is. (2p)

83
Q

De SkinVision app meldt bij het afbeelden van een donker huidtype dat de app hiervoor niet geschikt is.
Noem twee (mogelijke) argumenten waarom de ontwikkelaars van deze app hebben gekozen voor het “uitsluiten” van
donkere huidtypes en gebruik hiervoor. (2p)

A

Huidtumoren (melanomen) komen relatief weinig voor bij donkere huidtypes. (2p)
Daardoor zijn er weinig voorbeelden en kan de methode niet goed getraind worden voor dit type huid

84
Q

Bij het werken met een oncolytisch virus moet aan een aantal standaard eisen worden voldaan.
1. Noem de twee belangrijkste eisen die de veiligheid van een oncolytisch virus betreffen. (2p)
2. Noem twee eisen die de effectiviteit van een oncolytisch virus betreffen. (2p)

A
  1. Veiligheid
    Veilig voor zowel gastheer (niet ziekteverwekkend voor patiënt) als mensen EN DIEREN in de omgeving
    Wordt niet geïncorporeerd in het genoom en kan niet recombineren met andere virussen (niet muteren)
  2. Effectiviteit:
    Induceert oncolyse van cellen (tumor degeneratie)
    Opwekken van - of verbeteren van- tumor gerichte immuun response
85
Q

Noem drie factoren die van invloed kunnen zijn op de farmacokinetiek van systemische antikanker geneesmiddelen. (3p)

A
  • Lichaamsoppervlaktematen
  • Ziektegerelateerde factoren
  • Co-medicatie
  • Orgaanfunctie (ook akkoord: nierfunctie of leverfunctie)
  • Lifestyle
  • Genetische factoren
  • Lichaamskenmerken
86
Q

Noem twee klachten bij anamnese en twee bevindingen bij lichamelijk onderzoek die passen bij de diagnose vena cava
superior syndroom. (4p)

A

Anamnese: hoofdpijn, moeite om ogen open te krijgen in de ochtend, zwelling gelaat (vooral na liggen), dyspnoe (1 p per correct antwoord
(max 2 per regel)
Lichamelijk onderzoek: Zwelling gelaat/hals, venetekening thorax (collateralen) (1 p per correct antwoord (max 2 per regel)

87
Q

Geef twee redenen en leg uit waarom vrouwen ouder dan 75 jaar niet meer worden uitgenodigd om deel te nemen aan het
bevolkingsonderzoek. (4p)

A
  1. Overdiagnose (1 punt) Oudere vrouwen hebben een kortere resterende levensverwachting en bovendien zijn tumoren bij oudere
    vrouwen vaker langzaam groeiend. Daardoor is de kans op overdiagnose groter bij oude vrouwen dan bij jongere vrouwen (1 punt).
  2. Kleiner effect van screening (1 punt) De kans dat een sterfgeval voorkomen wordt is kleiner, en áls er een sterfgeval voorkomen wordt, is
    het aantal gewonnen levensjaren kleiner (1 punt).
88
Q

Noem 4 criteria waaraan een familie waarin borstkanker voorkomt moet voldoen om te spreken van familiair borstkanker en
er een indicatie is voor genetisch onderzoek. (4p)

A
  • Eén patiënt met mammacarcinoom <40 jaar
  • Bilateraal mammacarcinoom met eerste tumor <50 jaar
  • Mammacarcinoom met meerdere tumoren in 1 borst met de eerste tumor <50 jaar
  • Triple negatief* mammacarcinoom <60 jaar
  • Mammacarcinoom <50 jaar en prostaatcarcinoom <60 in dezelfde tak van de familie
  • Man met mammacarcinoom
  • Twee of meer eerstegraads verwanten met mammacarcinoom beiden gediagnosticeerd voor het 50e jaar
  • Drie of meer eerste- en tweedegraads verwanten in dezelfde tak van de familie met mammacarcinoom, waarvan ten minste één tumor
    voor het 50e jaar is vastgesteld
  • Eén patiënt met epitheliaal ovarium/tuba/extra-ovarieel primair peritoneaal carcinoom, ongeacht diagnoseleeftijd
89
Q

Wat is je doel bij een reconstructieve ingreep in het gelaat na het verwijderen van een huidtumor? (3p)

A

Sluiten open wond en beschermen onderliggende vitale structuren 
Herstel van functie (bv. sluiten oog, positie wenkbrauw, orale continentie, glimlach, doorgankelijkheid neus) 
Herstel van vorm/kleur/contour/esthetiek 
Minimale donormorbiditeit.

90
Q

Welke drie elementen van het lichamelijk onderzoek doe je om in te schatten wat de klinische stadiering is? (3p)
het gaat om een PCC

A

Opmeten van de tumor/meten/ grootte bepalen 
Voelen of de tumor los is van de onderlaag/voelen of hij vastzit 
Lymfeklieren HH palperen/voelen naar lymfeklieren

91
Q

Noem drie klinische kenmerken zichtbaar bij BCC die deze diagnose ondersteunen.

A

huidkleurige tumor  
(centrale) ulceratie  
arborizing vessels/ teleangiectasieen.   
glazig/ glanzend/ parelmoer  
opstaande rand  
zonbeschenen deel van de huid  

92
Q

Benoem het item dat je naast ‘randomiseren’ en ‘blinderen’ ook moet beoordelen volgens Jadad. (2p)

A

follow-up

93
Q

Noem vier lange termijn complicaties van een urinedeviatie volgens Bricker (urostoma). (2p)

A
  1. Parastomale hernia 
  2. metabole acidose 
  3. nierfunctieverslechtering 
  4. stenose van de ureter-Bricker anastomose
94
Q

Wat is de belangrijkste reden dat na het vinden van een lead compound het proces van ontwikkeling hiervan tot een
bruikbaar medicijn in de preklinische fase tot stilstand komt?

A

De farmacokinetische eigenschappen zijn niet goed, wat blijkt uit proefdieronderzoek. (2p)

95
Q

Wat is het belangrijkste verschil tussen Machine Learning en Deep Learning? (2p)

A

[Bij Machine Learning worden er kenmerken uit een beeld (MRI) afgeleid die aan het systeem worden aangeboden. Bij Deep Learning wordt
het hele beeld aangeboden] 

96
Q

Het werkingsmechanisme van immuuntherapie met anti-PD1 checkpoint inhibitors berust op diverse opeenvolgende stappen die leiden tot
het antitumor effect. Dit geldt voor de behandeling van het melanoom maar ook voor andere solide tumoren.
Benoem de drie essentiële stappen? (3p)

A
  1. T cellen herkennen tumorcellen als target voor een immuunrespons 
  2. Met immuuntherapie blokkeren van de rem/blokkeren negatieve feedback op T-cellen 
  3. Hierdoor stimuleren antitumor respons van T-cellen
97
Q
A