HC.9.4 - Moleculaire diagnostiek en therapeutische consequenties bij longkanker Flashcards

1
Q

uit welke cellen ontstaat longkanker/bronchuscarcinoom?

A

epitheliale cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar kan je longcarcinomen in indelen?

A
  • NSCLC (85%): plaveiselcelcarcinoom, adenocarcinoom, grootcellig etc.)
  • SCLC (15%): kleincellig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke mutaties zien we in rokers en niet-rokers?

A

rokers: KRAS
niet-rokers: EGFR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn de klinische kenmerken van een plaveiselcarcinoom (40-45% van NSCLC)?

A
  • centraal
  • groot (>4 cm)
  • necrose
  • vaker bij mannen
  • sterke relatie met roken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is de precursor van plaveiselcelcarcinoom?

A

squameuze metaplasie -> (hooggradig) dysplasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de klinische kenmerken van een adenocarcinoom (40 van NSCLC)?

A
  • perifeer
  • vaker bij vrouwen
  • jongere leeftijd
  • minder sterke relatie met roken
  • mutaties van EGFR of K-RAS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de marker van adenocarcinomen?

A

TTF1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de precursor van adenocarcinomen?

A

Atypische adenomateuze hyperplasie (AAH) -> adenocarcinoma in situ (AIS) -> invasief adenocarcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn de klinische kenmerken van een grootcellig longcarcinoom (10% van NSCLC)?

A
  • overal in de long
  • sterke relatie met roken
  • vaak enige plaveiselcellige of adenodifferentiatie vindbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het subtype van grootcellig longcarcinoom?

A

grootcellig neuro-endocrien carcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat zijn de klinische kenmerken van een kleincellig longcarcinoom (15-20% van totaal)?

A
  • centraal
  • sterke relatie met roken
  • zeer agressief
  • neuro-endocrien carcinoom
  • meestal uitgezaaid bij diagnose
  • frequent samen met paraneoplastisch syndroom
  • hele hoge kern/cytoplasma-ratio
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn de histologische van plaveiselcel?

A

verhoorning en desmosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de histologische kenmerken van adeno?

A

buisvorming en slijmvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat gebeurt er bij een EGFR mutatie?

A

EGFR is continu actief (ook zonder EGF). hierdoor is er een toename van de proliferatie en een hogere remming van de celdood. EGFR-TKI remt de EGFR-mutatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly