HC.11.5 - Behandeling van uitgebreide en gemetastaseerde ziekte (ontwikkelingen in systemische behandeling) Flashcards

1
Q

wat zijn 3 prognostische factoren voor palliatieve systeemtherapie? (TENTA)

A
  • performance status
  • typen tumor (histologie)
  • biomarkers (dus hebben ze een mismatch repair defect), leeftijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de afweging bij systeemtherapie?

A

voor: curatie of palliatieve behandeling
tegen; bijwerkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn de bijwerkingen van systeemtherapie?

A
  • diarree
  • hand-voet syndroom: staan in brand en erg rood
  • ernstige mucositis: verbranding slijmvliezen
  • huidtoxiciteit
  • polyneuropathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is het verschil tussen neoadjuvant en inductie?

A

neoadjuvant: kans op curatie vergroten
inductie: tumor verkleinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is het verschil tussen levensverlengend en palliatie?

A

levensverlengend: hoeft geen klachten te hebben
palliatie: klachten verminderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de afwegingen die je maakt op iemand palliatief te behandelen bij CRC?

A

tegen: tijd in ziekenhuis, bijwerkingen, kosten
voor: vermindering klachten, levensverlenging, hoop verbetering kwaliteit van leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de performance score?

A

0: nergens last van
5: patiënt overleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe is de overleving van CRC?

A

behandeld: 24 maanden
niet behandeld: 6-8 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn soorten van chemotherapie?

A

fluropyrimidines, irinotecan en oxaliplatin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn vormen van doelgerichte therapie?

A

VEGF-inhibitie, EGFR-inhibitie en BRAF-inhibitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is een voorbeeld van immunotherapie?

A

pembrolizumab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat doen fluoropyrimidines?

A

remming DNA synthese omdat dit net zoals uracil wordt ingebouwd i.p.v. iets anders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat doet irinotecan?

A

remt DNA replicatie want deze blokkeert een enzymw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat doet oxaliplatin?

A

zorgt voor crosslinks in het DNA waardoor het niet meer kan delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is het nut van VEGF-inhibitie? (bevacizumab!)

A

remmen angiogenese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat doet EGFR-inhibitie (cetuximab/panitumumba)?

A

remmen proliferatie en angiogenese. maar bij mutatie in KRAS heeft dit geen zin

17
Q

wat is BRAF-inhibitie?

A

remmen proliferatie en angiogenese. werkt alleen bij BRAF-mutaties en moet gegeven worden icm EGFR-inhibitie

18
Q

welke 2 soorten immunotherapeutische middelen zijn er te onderscheiden?

A
  • CTLA-4 remmers: grijpt in op interactie dendritische cel en de T-cel
  • PD-1 remmer: grijpt in op interactie tussen T-cel en tumorcel
19
Q

wat betekent peri-operatief?

A

deel van de behandeling (chemo) voor de operatie en een deel erna

20
Q

wat is het voor- en nadeel van peri-operatief bij maagcarcinoom?

A

voordeel: 5 jaars overleving neemt toe
nadeel: toxisch (hierdoor maken mensen hem ook niet af)

21
Q

wat is de overleving van maagcarcinoom?

A

behandeld: 12 maanden en onbehandeld <6 maanden

22
Q

wat is de curatieve behandeling van slokdarmcarcinoom?

A

neoadjuvante chemotherapie

23
Q

wat is de overleving van slokdarmcarcinoom?

A

onbehandeld: 6 maanden behandeld: 6-9 maanden

24
Q

wat geeft een voordeel bij immuuntherapie?

A

als je meer mutaties hebt en/of een mismatch repair defect hebt. deze zijn namelijk gevoeliger